uit onze historie 44 Na een „Intermezzo" trachten wij de draad weer op te vatten en wel bij „Eindhoven". Immers, in - nu wijlen - de Raiffeisenbode werd reeds ettelijke malen teruggeblikt op de Utrechtse organisatie. Het is billijk dat „Eindhoven" een beetje de achterstand mag inhalen. Het is méér gezegd; een lawine van namen, data, feiten, foto's stormt op ons toe. Vooral uit de vroegste geschiedenis spreekt de bewogenheid van onze pioniers, het mededogen met de maatschappelijk achtergeblevenen, met de paupers en de vergeefs alléén tegen verpaupering vechtenden; met de zwarte wanhoop die zich van vele ploeteraars meester maakte wanneer zij geen kans zagen zich uit de klauwen van woekeraars te bevrijden. Wij in onze quasi-welvaartsstaat kunnen ons dit warmbloedige idealisme nauwe lijks meer voorstellen nu iedereen meent van wieg tot graf verzorgd te zijn en waar men subsidie kan krijgen wanneer men beslist niet wil werken, waar de gelegenheid tot parasiteren ruimschoots wordt geboden maar ook gelukkig waar men niet behoeft voort te zwoegen wanneer de longen worden kapotgehoest en waar het voedsel alleen zou bestaan uit aardappelen met ranzig vet. of waar warmte en beschutting door kleding en huis onbereikbare droombeelden zijn. Toch, denken wij ons de tegenstelling tussen toen en nu in, dan moet het ons wel van het hart dat veel oprechte naastenliefde plaats heeft gemaakt voor koele zakelijkheid, voor massaverzorging waar voor een persoonlijke toets nauwe lijks plaats is en waar vrijwel alle sociale zorg wordt afgewenteld op de rug (hoe smal?) van vadertje Staat. Het is wel waar dat officiële stukken weinig warmte uitstralen. Utrechtse Terug- blikker meent wel dat de Eindhovense gedenkboeken veel meer leesbaar, veel gezelliger (met zachte G) zijn dan de Utrechtse en zeer bepaald, dat „Eindho ven" veel duidelijker blijkt op christelijke basis te zijn opgebouwd dan „Utrecht" Eindhoven is daarmee in het zeer goede gezelschap van de levensbeginselen van Raiffeisen. Die duidelijkheid naar buiten is een winstpunt want, zoals voldoende bekend is, de humaniteit van de gehele organisa tie is toch wel over het gehele land dezelfde. Er zijn naast de gedenkboeken echter zo veel andere bronnen. Een daarvan wordt gevormd door de Officieële Verslagen van de Algemene Vergaderingen van de C.C.B. waarvan Terugblikker een bundel in bruikleen heeft over de jaren 1916-1934 (Wie staat bundels af aan de Historiekamer te Utrecht?) Het zijn geen stenografische verslagen, tenminste tot 1934, maar ze zijn daarom zeker niet minder leesbaar. Deze vergaderingen werden in verschil lende gebouwen gehouden, zoals te Eind hoven in het gebouw van de R.K. Volks bond, de Chicago-bioscoop of het Rem- brandt-theater of te Nijmegen in het R.K. Verenigingsgebouw „Unitas". De vergadering van 26 juni 1916 (Tb. vierde toen zijn vijfde verjaardag) werd geopend bij aanwezigheid van 312 afge vaardigden van 396 Boerenleenbanken. Een welkom werd o.a. toegeroepen aan den trouwen bezoeker, Pastoor Geling, heiemaal uit Veendam, die zich de grote reis naar Eindhoven niet had bespaard. De mobilisatie is de oorzaak ervan dat niet alle stukken ruimschoots op tijd klaargemaakt en verzonden konden werden, dus niet mopperen. Maar men moet ook niet denken dat de economische toestand zo bovenste best was. De voorraden zijn bijna verdwenen en het geld dat maar renteloos op een grote hoop ligt, geeft een veel te optimis tisch beeld van de werkelijke toestand (Hierna applaudiseerde de vergadering tóch maar, waarom is niet erg duidelijk). De Heren stemopnemers op de vergade ring van de Boeren-Hypotheekbank tracht men te strikken voor hetzelfde baantje tijdens deze vergadering. Dit luk te echter niet want éénmaal stemopnemen is een grote eer, doch tweemaal is een veel te grote eer. Bornerbroek vond dat het nodig is, tot een uniforme regeling te komen en dat verband gelegd moet worden tussen be loning en prestatie van de Kassiers. Natuurlijk ontspon zich een zeer langdu rig debat (gek genoeg, nu niet vergezeld door geestdriftig applaus van belang hebbenden!) Enerzijdsanderzijdsenfin het wordt wel een langdurige geschiedenis om dit punt rond te krijgen en ettelijke latere vergaderingen zouden er nog on der lijden. De Centrale Bank mag zich niet te veel met deze zaak bemoeien maar moet wel de vinger op de pols houden, moet stimuleren of remmen. Men kan alle kanten op en wat het wordt is nog in het duister van de toekomst verborgen. Deze kwestie heeft ook in Utrecht vele werku ren, veel gepieker, vele rapporten en hoofdpijn gekost, zo men weet! Pastoor Geling vindt gelegenheid de ver gadering geluk te wensen met den voor zitter (Mr. Aquarius) wiens inleidend woord zegt met welk een vaderhart hij de zaken bestiert. Directeur Berkvens heeft gemerkt dat onjuist ingevulde saldobiljetten tóch be hoorlijk voor accoord getekend terug kwamen. Opzettelijk heeft hij daarop twaalf foute biljetten verzonden (met fouten van 10.000,- tot 97.000,-) en ontving daar van toen tien stuks „voor accoord" terug. Zachtzinnig merkte hij op dat sommige kassiers wier dagboek niet bijgewerkt is, blijkbaar naar hun eigen directeur stappen en zeggen: „Het is goed, vader tje, teken maar!" (Er wordt niet aangetekend of gloeiend schaamrood werd geconstateerd op en kele kassiers- resp. directeurswangen). Mr. Truyen, de Rechtskundig Adviseur nam afscheid. Zijn naam ontmoeten wij echter toch nog wel. De vergadering van 1917 besloot een prachtig telegram te zenden aan de Coö peratieve Stoomzuivelfabriek van Tungel- roy (de eerste van dien aard) in Lim burg. „De Algemene Vergadering der Coöpera tieve Centrale Boerenleenbank biedt Uwe Vereniging en haren sympathieken oprich ter beste wenschen op haar 25-jarig feest". (Applaus dat vanwege de kosten wel niet meegeseind zal zijn). Omdat een goede vergadering maar kort duurt (een oude waarheid die wel eens vergeten wordt) is men spoedig toe aan de Rondvraag. Evenals in Utrecht (hoe weet men dat van elkaar?) wordt de verplichting tot geheimhouding door den Kassier, in ver band met de inkomstenbelasting, van stal gehaald. Mr. Truyen (zeer getroffen door het vertrouwen, gesteld in zijn parate rechts kennis) adviseert heel wijs om de boot voorlopig maar af te houden totdat volle dige richtlijnen kunnen worden verstrekt. De nieuwe Zegelwet (later uitgegroeid tot een onwerkbaar onding) opende een rijkelijk vloeiende vragenbron maar gaf ook directeur Berkvens de kans om op het lezen van de „Mededelingen" aan te dringen om dusdoende te helpen voor komen dat gevraagd zou worden naar best bekende wegen. De afgevaardigde van Lutjebroek (Bim- merman) bidt elke dag voor het behoud van de vrede (te weten in Nederland). Dit weerhoudt hem niet om zich toch zorgen te maken over het honoreren van massale geldaanvragen in het geval de vrede niet behouden blijft. Het antwoord van de bestuurstafel: „Wij zijn klaar" klinkt wel sonoor, vaderlijk en geruststellend maar de plaatselijke banken zullen toch ook hun eigen maat regelen moeten treffen om moeilijkheden tegemoet te kunnen treden. Een moeilijk punt blijft toch maar de noodzakelijk geachte koppeling van het lidmaatschap van de Boerenbond aan dat van de Bank. Hierdoor bestaat een rede lijke garantie voor het voortbestaan der Boerenleenbanken in de eerste plaats ten behoeve van de agrariërs. Sommigen vrezen slechte gevolgen van de samenwerking tussen Landbouwbond en Werkliedenvereniging omdat, wanneer te veel werklieden lid worden, de „werke lijke" boeren niet veel meer in te bren gen zullen hebben. (In meer hedendaagse

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raiffeisen Boerenleenbank' | 1972 | | pagina 46