bouwsparen in frankrijk, belgië en nederland frankrijk 32 drs. f. j. van doorn In voorgaande artikelen werd beschreven hoe de van origine Angelsaksische formule van het collectieve bouwsparen in Oostenrijk en West-Duitsland gestalte kreeg in de vorm van gespecialiseerde kredietinstellingen. Een relatief sterke neiging tot eigen woningbezit, een in vele gevallen niet volledig op de financiering van woningbezit ingestelde kapitaalmarkt vormden een belangrijke voedingsbodem voor het bouwsparen. Bovendien wordt door de overheid in deze landen een aanzienlijke steun gegeven door middel van premies en fiscale faciliteiten waardoor alle lagen van de bevolking in staat worden gesteld een eigen woning te verwerven. De gedachte van het bouwsparen, voor het eerst gerealiseerd in 1775 toen in Birmingham „Ketley's Building Society" werd gesticht, werd niet alleen in de Verenigde Staten, Engeland, Oostenrijk en Duitsland verbreid maar ook in tal van andere landen waaronder Zuid-Afrika, Australië, Mexico, Argentinië en Chili. Op het 12e internationale Bouwspaarcongres, dat nog niet zo lang geleden in Berlijn werd gehouden, waren 44 landen vertegenwoordigd. Nadruk werd daar gelegd op de sociale vooruitgang door middel van het sparen voor eigen woningbezit. Een belangrijke factor is inderdaad de voorkeur voor eigen woningbezit. In een land als de Verenigde Staten is deze voorkeur van oudsher sterk geweest. In 1890 bezat circa 50 van alle Amerikanen een eigen huis. Een groot deel van de Amerikanen woonde op het platteland. Het huis was een economische basis voor het gezin. De sterke urbanisatie, die volgde en de crisisjaren deden het percentage eigen woningbezit dalen tot 43,9% in 1940. De na-oorlogse jaren brachten een sterke verhoging met zich mee en in 1968 was circa 64 van de huizen eigen woningbezit. Naast economische factoren spelen vooral ook sociale factoren een rol. Voorts is van belang in welke mate de overheid woningbouw in de sociale sector bevordert. Ook in West-Duitsland neemt het eigen woningbezit een belangrijke plaats in. Gedurende de zestiger jaren bestond de nieuwbouw voor gemiddeld 40% uit eigendomswoningen. Het aandeel van de eigen woningen in de totale woningvoorraad bedraagt thans ruim 35 In Nederland beschikte volgens het E.E.G.- budgetonderzoek van een aantal jaren geleden circa 19 van de werknemersgezinnen over een eigen woning. Andere meer actuele bronnen geven aan dat ruim 29 van de woningvoorraad uit eigen woningen zou bestaan. In ieder geval mag opgemerkt worden, dat het eigen woningbezit in Nederland wat achterblijft bij de andere Europese landen. In de andere Europese landen bewoog het percentage eigen woningbezit zich omstreeks 1960 reeds tussen de 35 en 50%. Het bouwsparen heeft zeker een aanzienlijke bijdrage tot dit eigen woningbezit gegeven. Tot de landen welke het bouwsparen nog niet zo lang kennen, behoren Frankrijk en België. De opkomst van het bouwsparen in Frankrijk is nauw verweven met de sedert 1950 gevoerde politiek van stimulering van het eigen woningbezit. De Franse bouwspaarbanken werden in de loop van de vijftiger jaren gesticht en wel door particuliere

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raiffeisen Boerenleenbank' | 1972 | | pagina 34