Santiago, Stockholm, brussel Het is alsof men het erom doet: pas na een reeks van nachtzittingen kwam de Raad van E.E.G.-landbouwministers tot een besluit over de prijzen en tot een aantal richtlijnen voor de structuurpolitiek. Deze Marathon rage lijkt typisch te worden voorde Europese Gemeenschap. ontwikkelingslanden vragen rekenschap 14 drs. m. I. de heer In andere internationale vergaderingen, die op het ogen blik de aandacht trekken, is dat niet het geval. De Wereldconferentie voor Handel en Ontwikkeling in Santi ago de Chile en de Wereldconferentie voor Milieu in Stockholm munten echter uit in andere zaken: langdurige en breedvoerige voorbereiding en vaagheid van beslui ten. In dit commentaar het een en ander over deze internationale forums, die alle drie met de landbouw te maken hebben. Voor de derde maal komt de conferentie bijeen, waarop alle landen van de Verenigde Naties zich speciaal met de problemen van de handel en ontwikkeling van de landen in ontwikkeling bezighouden. Een massale (meer dan tweeduizend afgevaardigden) en langdurige aangelegen heid, met als resultaat een reeks van resoluties, waarbij de deelnemers op zijn gunstigst toezeggen één en ander te zullen proberen te verwezenlijken. Toch is een dergelij ke conferentie niet zonder zin. Er gaat nl. een grote politieke druk vanuit op de ontwikkelde landen, die zich bijna zonder uitzondering in positieve zin uitlaten over de noodzaak om het onderontwikkelde deel van de wereld door speciale maatregelen op een hoger economisch peil te brengen. In Santiago zal nagegaan worden wat van deze vriendelijke woorden in de praktijk terecht komt. De kritiek die ongetwijfeld door de ontwikkelingslanden zal worden uitgeoefend op het rijke deel van de wereld, krijgt een wat wrange bijsmaak als men denkt aan de vaak grote verschillen tussen rijk en arm in de ontwikke lingslanden zelf. Voorzichtig gesteld, kan men zeggen dat niet alle regeringen van de landen in ontwikkeling er alles aan gelegen is om de ongelijkheid op economisch en soms op politiek gebied te doen verdwijnen. Dat heeft in het bijzonder nadelige gevolgen voor de landbouwende bevolking. Door de grote spreiding, in sommige gevallen het grootgrondbezit en de zwakke marktpositie, is de landbouwende bevolking in een politiek nadelige positie tegenover de steden en de daar overheersende handel en industrie. In de plechtige verklaring van de Verenigde Naties aan het begin van het zgn. Tweede Ontwikkelings decennium (1970-1980) mag dan wel staan, dat de regeringen ernaar moeten streven dat de economische ongelijkheid ook in die landen moet worden bestreden - in de praktijk komt daarvan niet bijzonder veel terecht. Toch mag dit geen reden zijn de ogen te sluiten voor alles wat men op de conferentie van Santiago aan de

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raiffeisen Boerenleenbank' | 1972 | | pagina 16