conjunctuur opleving in west-duitsland conjunctuurindicatoren financieel overzicht 12 drs. h. visser f. b. simmes mogelijk tot stand te laten komen. De begeleiding van de Centrale Bank zal ook van grote invloed zijn. Het gaat hier vaak om subtiele dingen, die bij een verstandige aanpak geen moeilijkheden geven, maar die door een enkele star-eigenwijze persoon tot een onover komelijke hindernis kunnen worden opgeblazen. Zorg daarom voor het goede klimaat! Door onverkwikkelijke conflicten zou het aanzien van de hele organisatie geschaad worden, evenals het bedrijf van de betrokken plaatselijke banken. Het al of niet slagen van plaatselijke fusies hangt af van de positieve of negat eve instelling van de personen die daar belangrijk zijn. Het is geen zakelijk, maar een menselijk probleem, dat met mensen kennis en kennis van de achtergronden moet worden opgelost. En in uw eigen Noord-Oost Polder? Wat de N.O.P. betreft, meen ik te mogen zeggen, dat de wens tot fusie bij de beide banken aanwezig is. Als er geen fusie zou komen, zou het grote publiek dat niet begrijpen. En hoe ziet u dan de ontwikkeling van de organisatie in de toekomst? Om aan de basis te beginnen: er moeten zelfstandige, „autonome" banken blijven, die het plaatse'ijk gespaarde geld kunnen aanwenden in hun plaatselijke kring. Dat plaatselijk wil ik niet te eng zien, je mag ook denken aan een regionaal gebied. De wetgever eist echter, dat een deel van de gelden centraal liquide moeten worden gehouden, daarnaast moeten de plaatselijke banken door het beschikbaar stellen van middelen aan de Centrale Bank, deze in de gelegenheid stellen, die financieringstaken te vervullen, die boven de capaciteit van de plaatselijke banken gaan. Denk aan de steeds grotere concentraties van de coöperaties. Belangrijk blijft een goede albakening van de werkgebieden tussen de Centrale en ce plaatselijke banken. Het is niet denkbeeldig, dat hier conflictsituaties ontstaan. Daar zullen we samen voor moeten waken. En dat staat en valt met het vrijwillig accepteren van een bepaalde discipline. Een discipline die, ik heb het al eer der gezegd, maar ik wil het uitdrukkelijk herhalen, alleen haalbaar is bij een organisatie, die van Deneden naar boven inspraak heeft en waarbij een goed persoonlijk contact bestaat tussen Centrale en plaatselijke banken! Verder zullen we alles moeten doen om een goede organisatie op te bouwen. We zullen elkaar moeten leren verstaan en waarderen. Ik ben ervan overtuigd, dat in beide organisaties heel veel positiefs aanwezig is. Dat zullen we moeten gebruiken. Met 1.200 zelfstandige coöperatieve verenigingen één beleid voeren is als geheel, landelijk, de plaats innemen, die ons als coöperatieve bankorganisatie toekomt. Het is een uitdaging aan allen die waar ook in die organisatie verantwoordelijkheid dragen, zowel plaatselijk als centraal. Ten slotte zie ik deze fusie niet als het einde. De grenzen in Europa vallen weg en we moeten straks klaar zijn om vanuit een hechte organisatie mogelijke samenwerking te zoeken met andere in Europa bestaande organisaties. De conjunctuur in Nederland met zijn open economie is altijd in sterke mate afhankelijk van het conjunctureel gebeuren in West-Duitsland. Deze afhankelijkheid is in de loop der jaren, mede door de toenemende integratie binnen de Gemeenschap steeds sterker geworden, im mers thans gaat 39% van de Nederlandse export naar de Bondsrepubliek terwijl 33% van onze import uit dat land afkomstig is. Van wezenlijk belang voor de conjunctuurontwikkeling in Nederland is dan ook de conjuncturele situatie in West- Duitsland. Eind 1971 waren de vooruitzichten alom aan de pessimis tische kant: een recessie naderde. Evenwel een aantal indicatoren wezen omstreeks de jaarwisseling op een ontwikkeling die een herstel van het economisch gebeu ren aangaf, althans op een consolidatie. Met name een aantal „Konjunkturinstituten" en de Bundesbank zijn gematigd optimistisch over een opleving van de Duitse economie. Zij wijzen erop dat de orderontvangsten van de ver- bruiksgoederenindustrie in de laatste twee maanden van 1971 in vergelijking met september/oktober met 3% zijn gestegen. Vergeleken met de maanden november/decem ber 1970 kon zelfs een toename van - naar volume gemeten - 5V2 geconstateerd worden. Ook een andere conjunctuurindicator die als „leader" beschouwd mag worden, wees op een gunstige ontwikkeling: de orderontvangsten van de grondstoffen- en kapitaalgoe- derenindustrie namen in de maand januari met 6% toe.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raiffeisen Boerenleenbank' | 1972 | | pagina 14