11 De heer Sim mes is in 1920 geboren te N etterden en behaalde het diploma van de Middelbare Land bouwschool te Didam. Op grond van ervaringen, opgedaan in verschillende functies mag hij thans de titel ing. achter zijn naam voeren. Hij is president van de Raad van Toezicht van de Boerenleenbank te Emmeloord, voorzitter van de Kring Zwolle en lid van de Centrale Kring. Al zijn andere functies, en dit zijn er vele, laten we onvermeld, maar dat hij ook nog dirigent van het parochie zangkoor is, willen we niet verzwijgen. Zeven kinderen telt het gezin Simmes, vijf dochters en twee zonen. Ze hebben allemaal voor studie het ouderlijk huis verlaten. Hij bezit een gemengd bedrijf van circa 34 ha. Ruwweg V3 gras, V3 pootgoed, V3 suiker. Naast zo'n 30 melkkoeien en het nodige jongvee (ik ben geen echte veefokker) zijn er een 35-tal fokschapen en kunnen er 130 varkens gemest worden. Er zijn twee volwaardige, vaste arbeidskrachten, vader en zoon, op het bedrijf. Zelf is de heer Simmes gemiddeld vier dagen per week weg, nu eens voor deze, dan weer voor gene functie. Hij is blij als hij een dag op zijn eigen bedrijf kan werken. Je zit in het organisatieleven, zegt de heer Simmes, maar het belangrijkste werk blijft toch je eigen werk te organiseren. We hebben de indruk, dat hem dat aardig lukt. Deze richting moeten we m.i. toch uit. Het gaat om de ge hele organisatie, gevormd door de plaatselijke banken met hun centrale. Ik ben het helemaal eens met het Utrechtse standpunt betreffende de zelfstandigheid van de plaatse lijke banken. Immers een van de belangrijkste wezens kenmerken van de coöperatieve bank is, dat gelden die plaatselijk gespaard zijn of tijdelijk beschikbaar zijn, ook weer plaatselijk beschikbaar gesteld kunnen worden voor bedrijfsfinanciering, woningbouw, etc. Het is noodzakelijk, dat door een plaatselijk gekozen bestuur in deze een beleid gevoerd kan worden. Maar bij doordenken blijkt het toch ook noodzakelijk, dat die gehele organisatie één gezicht heeft en zo veel mogelijk één lijn trekt in de presentatie naar leden en cliënten. Ik denk aan zoveel mogelijk gelijke tarieven, en service. Die discipline moeten we ons zelf opleggen. Dat kan alleen met goede inspraak, anders wordt het niet geaccepteerd. De autonomie van de plaatselijke banken blijft daarbij belangrijk, want we moeten geen Centrale worden met bijkantoren. Maar ook naar boven zullen we het door een hechte organisatie de Centrale mogelijk moeten maken om die positie in de bankwereld in te nemen, die haar krachtens doel en omvang toekomt. Deze laatste gedachte heb ik bij de Utrechtse banken te weinig aangetroffen. Dit was ook de zin van de motie, die vorig jaar door de Eindhovense organisatie werd aan vaard. U bent de indiener van die motie geweest. Bent u tevreden over het resultaat? Ja, dat ben ik. Ik vind die motie terug in de nieuwe constellatie. Maar ook de Utrechtse motie over de autonomie vind ik erin terug. De nieuwe constellatie is be slist niet puur „Eindhovens" en ook niet puur „Utrechts". Dat kon natuurlijk ook niet en niemand mocht het een of het ander verwachten. Over het resultaat ben ik echter beslist te vreden en ik geloof eerlijk, dat „Utrecht" dat ook kan zijn. Ik hoop, dat de beide Algemene Vergade ringen in mei vóór de fusie zullen stemmen. Ik verwacht dit ook niet anders. De raiffeisenbanken hebben wat meer „noten op hun fusie-zang" gehad dan de boerenleenbanken. Hoe hebt u dat ervaren? Soms had ik die noten wel iets melodieuzer willen hebben, dat zal men wel begrijpen. Ik geloof, dat de achtergrond daarbij is geweest, dat men eikaars organi satie niet kende en verkeerd beoordeelde. Dat is geluk kig thans een stuk verbeterd, zeker bij de mensen, die nauwkeurig de stukken hebben bestudeerd en aan de besprekingen hebben deelgenomen. Ik geloof er niets van dat de mentaliteit bij de raiffeisenbanken zoveel anders is dan bij ons. Toch zijn de discussies in de ringen levendiger, feller misschien geweest dan in de kringen. De oorzaak daarvan kon, dacht ik, wel eens liggen in het feit, dat bij de kringen van de boerenleenbanken de kritiek op bepaalde punten al besproken is geweest tussen het kringbestuur en de districtsdirecteur, terwijl men in Utrecht vaak op de ringvergadering komt met een eigen mening, die nog niet aan die van anderen getoetst is. Ik vind die communicatie tussen de kringen onderling en met de districtsdirecteur toch wel zeer nuttig. Aan de Commissie van 18 heb ik de beste herinneringen. Daar zat duidelijk lijn in: eikaars organisatie leren kennen, daarbij de verschillen in opvattingen accepteren en tot een goede oplossing zien te komen. Dat had echter nog beter bij de hele organisatie moeten overko men. Het ging naar mijn mening in de Commissie van 18 niet alleen om het resultaat, hoe belangrijk dat ook is. Want er is immers ook de vraag, hoe men tot dat resultaat is gekomen. Eigenlijk had iedereen de discussies moeten kunnen volgen, de achtergronden moeten zien en bij voorbeeld een compromis tot stand moeten zien komen. Jammer, dat we daar niet veel meer aan gedaan hebben door uitgebreidere informaties over de besprekingen zelf te geven. Dan was er groter begrip in de hele organisatie gegroeid. Men zou het resultaat beter aanvaarden en het rijpingsproces was versneld. Het is immers zo, dat door onbekendheid de pijn vaak blijft zitten. En na de fusie? Hoe zal het dan gaan met die twee groepen banken? De banken, die niet in de „gemengde gebieden" liggen, zullen er niet veel van merken. In de „grensgebieden" zie ik echter wel problemen. De oplossing daarvan is de grote taak voor de toekomst. We moeten daarmee straks beslist niet treuzelen. Na de grote fusie moet er m.i. een vlugge ontwikkeling komen in fusies tussen banken met overlappende werkgebieden. Dat zal vooral v.an directeu ren en bestuurders een positieve inzet vragen, ze moeten ruime uitgangspunten kiezen in zulke aangelegenheden. Je moet dan de eigen persoon niet te zwaar laten meetellen en eventueel zelfs bereid zijn terug te treden. Het allerbelangrijkste daarbij is, dat we samen een klimaat scheppen om zo'n fusie zo vlug mogelijk en geruisloos

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raiffeisen Boerenleenbank' | 1972 | | pagina 13