commer- cieel 7 Een opschrift zonder uitroepteken of vraagteken, maar met stippeltjes erachter. Dat betekent, dat we er eens even rustig mee bezig moeten zijn, zonder ons nu direct uitsluitend op de eigen vooropgezette mening vast te zetten. Ik ben op de gedachte van dit onderwerp gebracht door de ingezonden stukken van de heren Cunnen en Smid, beiden direc teur van een aangesloten bank. De eerste schreef in het januarinummer over de noodzaak van een totaal andere aanpak van zaken doen, waarbij het niet meer mag voorkomen, dat onze bankmensen zich niet voldoende zakelijk opstellen. De sociale aspecten moeten en kunnen wij niet uit het oog verliezen, maar de commercialiteit zal in onze bankorganisatie een van de be langrijkste aspecten moeten worden. Dat was dus duidelijke taal, té duidelijk en té eenzijdig volgens de heer Smid. Diens mening, gegeven in het maartnummer, komt ongeveer op het volgende neer. Goed, je moet met je tijd meegaan, de vinger aan de pols houden, maar laten we oppassen voor de strenge commercie. We danken onze eigen plaats in de steeds zakelijker wordende maatschappij juist aan het feit, dat we niet streng zakelijk zijn. Die roep gaat van ons uit en daarom hebben we zo'n enorme groei kunnen ver tonen. We moeten die eigen identiteit behouden en daar niet te veel de com mercialiteit bij halen, want dat zou wel eens het paard van Troje kunnen zijn. X"--] De beide meningen zijn hier wat scherp tegenover elkaar gezet. Ver moedelijk scherper dan de schrij vers zelf zouden willen. Want de heer Cunnen blijkt met zich zakelijker opstellen te doelen op een loslaten van een pas sieve houding, het plaatsmaken voor eigen initiatief en het op correcte zakelijke ma nier benaderen van de cliënt. Ook de heer Smid ligt het eigen initiatief na aan het hart en hij waarschuwt voor het „ambte- lijker", d.w.z. passiever worden. Ik ver moed dat de heren Smid en Cunnen elkaar wel zouden vinden, als zij de zaak eens zouden doorpraten. Ondertussen hebben zij samen wel een onderwerp aangesneden, dat nu en voor al in de toekomst de aandacht verdient. Als coöperatieve banken werken we mid den in het moderne maatschappelijk leven. We ondervinden de concurrentie van ande ren, we staan tegenover een uitdijende cliëntenkring, die steeds nieuwe behoeften heeft, we maken kosten, maar moeten ons bedrijf financieel gezond houden, kortom we moeten onze taak voortdurend onder andere omstandigheden verrichten. En daarin valt nu het woord commercieel! Eigenlijk vind ik dat prachtig. Dat kan alleen maar in een coöperatieve organisa tie! De één zegt: we moeten nu eindelijk ook als coöperatie eens wat zakelijker worden (Cunnen), de ander zegt: maar laat het vooral niet puur zakelijk zijn, want deze coöperatieve benadering is gezien de resultaten beslist niet zo gek (Smid). Wat voor ieder ander bedrijf zonneklaar is, is voor ons een „probleem". In wezen zie ik dat als zeer typisch voor de coöperatie. Het probleem is niet: waar werk je voor. De coöperatieve banken wer ken niet puur en alleen voor de winst. Winst is middel en geen doel. Het probleem is hoe je te werk gaat. En dan vallen weer de woorden als (door elkaar): commercieel, ambtelijk, persoonlijke be handeling, commercialiteit, zakelijk, profit, verzakelijking, takt, correctheid, initiatief, planmatig, tactiek, strategie, enz. Ik heb de indruk, dat al die termen en vele andere ons behoorlijk in verwarring bren gen. Een verwarring, die mogelijk hier en daar onder de banken de vrees doet ont staan, dat hun werk zou moeten verstarren en verkillen tot een gladde, geprogram meerde en clichématige aanpak van cliën ten en problemen. Toch is voor die vrees geen enkele reden. We moeten echter, ook terminologisch, goed weten te onderscheiden. Commer cialiteitmoeten we beslist in onze organi satie afwijzen. Want commercialiseren be tekent volgens de Grote Van Date tot iets zuiver zakelijks maken". En dat is nu juist helemaal vreemd aan het karakter van onze banken. Maar met het woord com mercieel ligt het heel anders. Het woord commercieel betekent eenvoudig iets, dat de handel betreft, iets dat geschikt is voor de handel. Als iemand ervoor zou pleiten, dat ook de banken hun bedrijf volgens de moderne methoden commercieel moeten opzetten en voeren, gaat dat echt niet tegen de draad van het wezen van de banken in. Hij zal enkel bedoelen, dat met een frisse, ondernemende aanpak heel wat beter de doelstelling verwezenlijkt kan worden dan met methoden, die langzamer hand aan het verouderen zijn. Zo gezien bestaat er tegen het woord commercieel geen enkel be zwaar. Toch zal het wel een tijd duren eer we het zonder bijgedachte op ons zelf betrekken. Wij zijn er, dacht ik, vanouds aan gewend om achter het com merciële onmiddellijk de door ons ver worpen commercialiteit te zien. Dat hoeft beslist niet. Ook bij andere uitdrukkingen merk je vaak een zelfde soort van onbeha gen op. Ik denk bij voorbeeld aan de leer van management, marketing en dergelijke; allemaal nog erg jonge wetenschappen. De daarbij gebruikte termen komen ons vaak volkomen vreemd voor. We zullen er echter aan moeten wennen en vooral moeten leren er doorheen te kijken. We hebben de kennis van de moderne theo rieën en technieken immers nodig. Alleen we zullen zelf het doel willen blijven be palen, waarvoor we die kunnen gebruiken. Dat is de beste garantie tegen verzake lijking en laat alle ruimte voor het telkens opnieuw waar maken van onze eigen iden titeit. J.R.H.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raiffeisen Boerenleenbank' | 1972 | | pagina 9