5 Het zou echter een hele andere aanpak van de fusie worden, indien men het hele beleid en al die regelingen al vóór de fusie kant en klaar voor zich gelegd zou willen zien. Waar moet je dan ophouden? Als de een dit punt uiteengezet wil hebben, vraagt de ander met evenveel recht dat punt nog even definitief te regelen. De fusie-voorbereiding zou dan wel heel lang kunnen duren. Het zou, geloven wij, ook beslist onjuist zijn. We hebben ons in de afgelopen maanden samen ingespannen om tot een zo goed mogelijke fusie-structuur te komen, waarbij met name zorgvuldig af gewogen is, hoe straks het bestuur en beleid tot stand komen. Daaruit is een wel doordacht systeem van organen ont staan, ieder met zijn eigen taak en ieder met invloed op andere organen. Daarin moeten we nu ook vertrouwen hebben en met name de concrete uitwerking van het beleid aan die organen durven over laten! Het beleid van straks kan en mag ook slechts tot stand komen onder de structuur van straks. In wezen vraagt de heer Van der Linde nu meer dan mogelijk is. De echte uitgangspunten, de grote lijnen van dat beleid behoeven echter noch voor de heer Van der Linde noch voor ande ren onzeker te zijn. Die uitgangspunten worden immers bepaald door het karak ter en doel van onze organisatie, door de plaats van de lokale banken en de Centrale Bank in het geheel. Dat zijn allemaal onderwerpen, die voortdurend aan de orde zijn geweest. De discussie nota stond er vol van en de huidige concepten bevatten er een duidelijke neerslag van. Toegegeven, ze zijn, afgezien van wat er in de statuten staat, nergens schriftelijk compact samengevat, maar is dat nodig? Ze zijn ons ook zonder dat toch bekend en vertrouwd! Overigens hebben wij zeker begrip voor de vragen van der heer Van der Linde. Alleen, is er wel aanleiding om te ver onderstellen, dat er na een fusie veel op de door hem genoemde punten zou ver anderen? Wij zijn het met hem eens, als hij zou willen stellen, dat het gewenst is, dat alle banken zo spoedig mogelijk aan wijzingen krijgen van de wijze, waarop punten als door hem genoemd, geregeld zullen worden. Ook dat kost tijd, want hoe hard je ook aan een samengaan werkt, je kunt niet alles te gelijk doen. In ieder geval is door dit alles nog eens duidelijk geworden, dat fusioneren een moeilijke kunst is! DE NIEUWE NAAM (VERVOLG) In februari schreven wij reeds over de „naamgeving en wat daaraan vast zit". We geven nu een soort vervolg daarop, want we weten inmiddels iets meer en het onderwerp heeft toch wel de interes se van velen. Zie ook de twee inge zonden stukken in dit nummer. Tot dus ver is onze gemeenschappelijke naam- kwestie nergens in de prestigesfeer be handeld. Gelukkig, laten we dat zo houden! Men weet waarom het gaat: als er een nieuwe Centrale Bank komt, moet hij een naam hebben, een naam die niet beslist gelijk hoeft te zijn aan die van de huidige C.R.B. te Amstelveen. Maar die naam moet wel passen bij die van de aange sloten banken en omgekeerd. Omdat die banken nu deels boerenleenbanken en deels raiffeisenbanken heten, is het na tuurlijk vooral naar buiten van veel be lang, dat er ook in de benaming iets gemeenschappelijks tot uitdrukking komt. Dat gemeenschappelijke moet dan na tuurlijk ook in de naam van de Centrale Bank op de voorgrond treden. De naam van de banken is een zaak van de banken zelf. Alleen zij zelf beslissen erover. Dat zal heus niet in het wilde weg gebeuren, maar rekening houdend met wat in onderling overleg als de beste naam uit de bus komt. De Centrale Bank kan echter een bank geen nieuwe naam voorschrijven: dat heeft dr. Verhage onlangs nog uitdrukkelijk op een vraag uit de Utrechtse Centrale Ring gezegd. Bij de geboorte van de nieuwe Centrale Bank moet de naam en de roepnaam, een passende afkorting, echter vast staan. Die Centrale Bank gaat er meteen mee door het leven, ze raakt er onder bekend, haar naam wordt in korte tijd een deel van haar zelf. Later veranderen van naam is misschien wel mogelijk, maar het is kostbaar in vele opzichten en net als bij een mens een omslachtige operatie, die legio misverstanden met zich kan meebrengen. Gelukkig hebben we nu een aantal aan wijzingen gekregen van de banken zelf. Een gehouden enquête heeft deze opge leverd. Zoals het bij enquêtes meestal gaat, zijn de aanwijzingen niet altijd glas helder en niet steeds eensluidend, maar een tendens tekent zich toch wel af. Zonder te uitvoerig te worden (wat bij resultaten van enquêtes nogal eens een gevaar is) zullen we trachten die tendens aan te geven. Allereerst bleek er weinig voorkeur voor een geheel nieuwe naam te zijn. Als dit maatgevend is, ook voor de overige banken (niet alle, wel veel, hebben de vragen beantwoord), dan kan dus deze mogelijkheid worden doorgestreept en wordt de zaak wat eenvoudiger. Er blijven dan twee, ongeveer even grote groepen over. De ene is voorstander van het hand haven van de naam, die de bank nu voert, dus boerenleenbank resp. raiffeisen- bank, de ander kiest voor de dubbele naam, dus raiffeisen-boerenleenbank. Echte „doorbrekers" kwamen er niet veel voor: bij de raiffeisenbanken niet één, alleen bij de boerenleenbanken waren er een aantal die wel raiffeisenbank wilden heten. De meeste wilden dus de eigen naam handhaven, al dan niet in een combinatie met die van de ander. Een te verwachten resultaat dus! De voorlopige conclusie hieruit lijkt voor de nieuwe Centrale Bank te wijzen in de richting van de naam Coöperatieve Centrale Raif- feisen-Boerenleenbank. Daar zou dan echter wel een passende afkorting bij gevonden moeten worden. De banken zouden hun huidige naam kunnen blijven voeren of ook, bij voor beeld bij een fusie, de dubbele naam aannemen. Als de Centrale Bank echter een goede afkorting voor haar eigen naam mocht gebruiken, zou die mogelijk ook voor de aangesloten banken in de een of andere vorm bruikbaar kunnen zijn. Wij zijn dus zover, dat naar de meest geschikte afkorting een onderzoek wordt ingesteld. Gezien de moeilijke vragen die daarbij uit een oogpunt van moderne publiciteit aan de orde komen, zal bij dat onder zoek een team van publiciteitsdeskundigen worden ingeschakeld. De door de banken zelf aanbevolen afkortingen als Rabo, Raibo, Corabo en C.R.B. krijgen daarbij natuurlijk de volle aandacht. De naam is belangrijk, maar laten we er niet te moeilijk over doen. Dat het aardig kan blijven, toonde de heer Van Beekhoff op de jongste Centrale Ringvergadering. Hij had op zijn recente wintervakantie in de Dolomieten zulke prettige ervaringen met Raiffeisenkassen gehad, dat hij tot vermaak van de aanwezigen in het be lang van de internationale samenwerking even pleitte voor R.B.C. in plaats van C.R.B. Ook deze suggestie is er maar een uit de vele. Laten we het oordeel van de experts afwachten en straks allemaal de weloverwogen keus toejuichen.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raiffeisen Boerenleenbank' | 1972 | | pagina 7