samen eensgezind 2 Op 9 mei a.s. zal de Algemene Vergadering vari onze Utrechtse Centrale Bank een besluit moeten nemen over de fusie met de Eindhovense Centrale Bank. Een vérstrekkende beslissing, waar ik mij ook persoonlijk nauw bij betrokken voel. Immers, ook ik ben hel afgelopen jaar intensief in aanraking gekomen met de gedachten, discussies en ontwerpen rond de fusie. Vooral besef ik, dat onder mijn voorzitterschap - hetwelk ik bij leven en welzijn op 9 mei hoop te vervullen - de Algemene Vergadering een stap gaat doen, die voor onze Raiffeisen-organisatie van historisch belang is. Dit laatste is eigenlijk te eenzijdig gesteld. Ik zelf, en waarschijnlijk vele anderen met mij, denken als vanzelfsprekend aan het belang van „onze" organisatie. Dat hebben we altijd gedaan en dat behoorde ook. We moeten nu echter leren wat verder te denken en we zullen er aan moeten wennen, dat een fusie geen zaak van een eenling is. Daar zijn er ten minste twee voor nodig. Wat wij straks in onze Algemene Vergadering beslissen, is daarom niet alleen voor ons, maar evenzeer voor de Boerenleenbankorganisatie van historisch belang. Hetzelfde geldt natuurlijk voor de besluiten, die de Eindhovense vrienden op 30 mei in hun vergadering nemen. Vanuit die gedachte moeten we het fusiebesluit benaderen. De achter ons liggende voorbereidingstijd heeft wel aangetoond, dat dat eerst wat moeite heeft gekost. We hebben ons indertijd allemaal onder applaus achter het voornemen tot samengaan gezet. Dat was een soort principeverklaring; we zagen in, dat een blijvend gescheiden optrekken om tal van redenen ongewenst was en dat een samen optrekken om evenveel redenen was geboden. Het gemeenschappelijk belang van beide organisaties en beider toekomst was duidelijk het richtsnoer. Natuurlijk is dat nog zo, maar de eigenlijke proef op de som kwam daarna, toen de concrete, uitgewerkte voorstellen besproken moesten worden. Ik wil daar even dieper op ingaan, omdat we allemaal, met name ook in de Raiffeisen-organisatie, tijdens het afleggen van de proef een zekere geestelijke ontwikkeling hebben moeten doormaken. In het begin, toen door discussienota's en vergaderingen aMengs een duidelijker beeld gekregen werd van wat zo'n fusie nu allemaal voor gevolgen zou hebben, is door ons vooral gezocht naar het verschil tussen wat we nü heibben met dat wat er na de fusie zou zijn. De eigen organisatie was als het ware de norm, waarnaar goed of slecht van de nieuwe gemeenschappelijke organisatie werd afgemeten. Natuurlijk ligt deze zaak veel genuanceerder dan ik hier voorstel, maar ik heb die houding altijd zeer begrijpelijk en verklaarbaar gevonden. Pas later, toen we de problemen beter hadden leren kennen en het gemeenschappelijke doel naderbij zagen komen, hebben we er weer volop oog voor gekregen, dat het om een gemeenschappelijke zaak gaat en dat dat de eigenlijke toetssteen voor de toekomstige structuur vormt. Het is m.i. bijzonder gelukkig, dat wij deze ontwikkeling in ons denken hebben meegemaakt. De zeer vele vergaderingen in de organisatie en het, naar ik hoor, goede overleg binnen de Commissie van 18 hebben dat zeer bevorderd. We weten nu, dat het niet essentieel is of de nieuwe regeling afwijkt van de oude, maar of het in onze ogen een goede regeling is voor de toekomst, ik ben van mening, dat aan dit laatste de voorstellen van de komende Algemene Vergadering royaal voldoen. Wil men verschillen zoeken met de thans bestaande regeling, men zal ze vinden. Dat zijn echter verschillen, die we in de dagelijkse praktijk nauwelijks als verschillen met vroeger zullen ervaren. Maar die verschillen zullen we als Raiffeisen-organisatie dan ook moeten aanvaarden. Dat is nodig voor de gemeenschappelijke zaak en het is het waard ook. Het zal de lezer duidelijk zijn, dat ik zonder reserve achter de fusievoorstellen sta. Ik hoop, dat deze op 9 mei a.s. door onze Algemene Vergadering zullen worden aanvaard. Als Eindhoven op 30 mei a.s. een zelfde besluit neemt, kunnen boerenleenbanken en raiffeisen- banken samen eensgezind als één organisatie met één Centrale Bank de toekomst in. Een éénheid, die naar mijn vaste overtuiging, alle wezenstrekken heeft meegekregen, die ons vanouds na aan het hart liggen. Mr. R. J. van Beekhoff, voorzitter van de Raad van Toezicht van de Coöp. Centrale Raiffeisen-Bank

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raiffeisen Boerenleenbank' | 1972 | | pagina 4