uit onze historie J 36 intermezzo Men kan zonder enige terughoudendheid constateren dat wij in een wereld leven waarin ondankbaarheid een te grote rol speelt, waarin, om het juister te zeggen ondankbaarheid als het ware van de daken schreeuwt en oprechte dankbaar heid in het verborgene bloeit. Dit is weliswaar een overtrokken beeld in de tinten zwart en wit, maar enkele voor beelden spreken toch wel zeer duidelijk. Wie kent nog bij name de ontdekkers van geneesmiddelen die duizenden het leven hebben gered of van onderzoekers die jarenlang werkten in stille laboratoria om epidemieën het pad te versperren, óf van hen die uitvindingen hebben gedaan die, in miljoenenvoud toegepast ons leven beschermen of veraangenamen? Wie kent na enkele jaren nog de namen van hen die nu hartstochtelijk en vaak dankbaar worden toegejuicht en waar voor men nu nachtenlang voor het blau we kastje hangt, öf de namen van politici waarvan de portretten dagelijks in de pers verschijnen en waarvan, menselij kerwijs gesproken, thans het lot van landen en volkeren schijnt af te hangen? Gelijk het gras groeien en verdorren zij. Hun levensweg is als die van een mete oor; opgaan, blinken en verzinken. Hier of daar een standbeeld, een reliëf of een staatsieportret op zolder waar men onverschillig langs loopt. Na deze overpeinzing moet het Terug- blikker wèl van het hart dat hij erg nodig de hand in eigen boezem moet steken, want hij deed niet veel, nóch in zijn artikelen die in de nu wijlen Raiffeisen- Bode verschenen, nóch in de tot heden opgenomen bijdragen in „De Raiffeisen- Boerenleenbank" (afgrijselijke naam voor een zó goed maandblad!) om de herinne ring aan Vater Raiffeisen levend te houden. Weliswaar werd deze naam ettelijke malen genoemd, evenals de namen van hen die zijn doelstellingen ook hier te lande introduceerden met inzet van hun beste krachten, maar aan de méns Raif feisen werd niet veel aandacht besteed. De méns achter „het systeem Raiffeisen" bleef voor velen meer een mistig begrip dan een warmvoelend wezen. Dat is een kwalijke zaak, want al onze banken met hun centrale(s), met hun grote zegenrijke invloed en al het vele menslievende werk daarvoor door velen verricht, kortom al het vele goede en idealistische dat in onze organisatie(s) werd en wordt tot stand gebracht, wor telt in het geniale, door Raiffeisen ont worpen en vervolmaakte, concept. Het is jammer dat zijn naam niet over de gehele wereld duidelijk verbonden is aan de organisaties die zijn werk, zijn denk beelden trachten uit te dragen. (Er zijn - ganselijk niét-filantropische - instellingen en fabrieken aan te wijzen die het image van hun naam zorgvuldiger weten te beschermen!) Wie was dus de mens Raiffeisen? Het zij Terugblikker vergund, te proberen een globaal beeld van dit belangrijke leven te projecteren, het beeld van de warmvoelende oprechte christen Frie- drich Wilhelm Raiffeisen en dit de doen aan de hand van het interessante werkje: „Zukunft gewinnen" (F. W. Raiffeisen. Ein grosses Leben in Bildern und Doku- menten) door Werner Abresch/Friedhelm Kaizer. „Het leven kan slechts begrepen worden als mer erop terugziet, maar het moet geleefd worden met het oog op de toekomst" (vrij naar Kierkegaard) Als wij Raiffeisens levensloop trachten te volgen - zij het dan in zeer grote lijnen - en trachten te begrijpen, wordt het ons misschien duidelijk waarom hij zich zo volledig wist in te zetten voor de taak die zijn levenstaak werd, niet omdat hij deze zware last zelf zocht maar omdat hij als het ware „voor het blok werd gezet" en omdat zijn gehele per soonlijkheid gedwongen werd de strijd aan te binden tegen omstandigheden die - ook voor hem - niet langer aan vaardbaar waren en waarin hij met alle beschikbare krachten verbetering wilde brengen. Hij heeft geen grote invloed gezocht, maar heeft deze wel gekregen haast in weerwil van zichzelf. Raiffeisen stamt uit een oude familie waarin voorkomen: dominees, onderwij- Onze vriend Terugblikker verzoekt de lezers om hem documentatie toe te zenden met betrekking tot de geschiedenis van onze plaatselijke banken. Alles is welkom, zal met zorg worden behandeld en des gewenst onmiddellijk na gebruik worden geretourneerd. Hij denkt er bij aan oprichtingsakten, foto's, affi ches, oude notulen, gegevens die hebben geleid tot oprichting van een bank, zeer oude formulieren, kran ten, kantoormaterialen, gedenkboe ken en alle mogelijke bewaard ge bleven kantoorgereedschappen. De redactie zers, handwerkers, zoutzieders en waar van de leden vaak in hoog aanzien stonden. Zijn vader - een domineeszoon - kwam uit Mittelfischach naar Hamm a/d Sieg en werd daar burgemeester. Zijn grote gevoel voor verantwoordelijkheid, nog versterkt door en in zijn eigen loopbaan, kwam dus niet „van een vreemde" maar was a.h.w. familie-erfe nis. In hetzelfde jaar waarin de fiets werd uitgevonden en Karl Marx werd geboren, kwam op 30 maart 1818 Friedrich Wil helm Raiffeisen ter wereld in een niet zo heel erg voorspoedige en rustige tijd. In geheel Duitsland gistte het op politiek gebied. Daarnaast heerste grote armoede en zochten velen hun heul en heil over zee in het verre, veelbelovende Amerika (gevolgd door dikwijls smartelijk heim wee en met enorme risico's voor leven en schamel bezit). Het waren rumoerige tijden waarin de eenheid van Duitsland fel werd gepropa geerd of aangevochten, waarin men hef tig streed vóór of tegen volksinvloed op de regering, waarin de industrieële revo lutie zich baan brak. Een prachttijd voor vele dichters op de opruiende, de vader landslievende of ook op de sentimentele „toer". En het was voor die tijd dan ook een boude bewering, gezien de nog sterke invloed van de „Staat" en de dienaren daarvan, als iemand verkondigde: „Het streven naar wederkerige hulp en samenwerking houdt de menselijke vrij heid en zelfstandigheid in stand, méér dan ondersteuning en begeleiding door de Staat zouden doen". Nü nog revolutionair, was deze gedachte zich toch als wel tot een aanvaarde norm aan het ontwikkelen. In die tijd groeide Raiffeisen op in een gezin waarvan de vader aan een onge neeslijke ziekte leed, die een grote druk op zijn omgeving legde, maar waarin de moeder, gesteund door een innige en blijmoedige vroomheid de volledige taak van het opvoeden van haar kinderen uitmuntend volbracht. In militaire dienst, als rekruut van het Pruisische leger, gekazerneerd in Keulen (in het voormalige Dominikanerklooster) bleek hij een goed soldaat en kameraad. Dank zij zijn toewijding werd hij in 1838 bevorderd tot „Unteroffizier" en uitver koren om te worden geplaatst bij de officiersopleiding in Koblenz. Alhoewel zelf geen student, kreeg hij contacten met de universiteit, waardoor zijn gezichtsveld zeer werd verruimd. Voor zijn toekomstige loopbaan is het echter van veel meer belang geweest dat hij door zijn opleiding kennismaakte met wegenbouw, drainage, bruggenbouw en andere technische vakken. Als burge meester van Weyerbusch, Heddesdorf en Flammersfeld kon hij door de verkregen kennis zijn gemeenten van buitengewoon nut zijn. Het moet voor hem, die gerekend had op een militaire loopbaan, wel moeilijk te

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raiffeisen Boerenleenbank' | 1972 | | pagina 34