ontwerp-fusiestukken in
centrale (k)ringvergaderingen
34
Bij al ons bezig zijn met de fusie en ons streven naar har
monisatie tussen de beide fusie-partners, mag ook wel
eens gezegd worden, dat door de eenheid van straks op
vele punten de levendige verscheidenheid van nu verloren
zal gaan. Dat is zeker het geval met de twee Centrale Ver
gaderingen, die immers door een nieuwe Centrale Kring
vergadering worden vervangen. Want er is toch wel enig
verschil tussen de Centrale Kring en de Centrale Ring. Wij
bedoelen niet zo zeer verschillen in opinie en denkwijze
(die zijn er ook) als wel verschillen in werkwijze en entou
rage. Eindhoven vergadert in de eigen ruime kantine,
Utrecht echter in een te kleine toneelzaal van de Schouw
burg; Eindhoven werkt een agenda in een heie middag
af, Utrecht heeft voor de hoofdpunten een hele dag nodig.
Bij beide is de sfeer goed, ontspannen, maar Eindhoven
is aan een strakker schema gewend, ook bij de discus
sie, terwijl men in Utrecht nogal eens een „gezellig"
over-en-weer en heen-en-weer kan opmerken. De onder
breking voor de lunch met wat daarbij hoort, heeft daar
natuurlijk ook wat mee te maken.
Op 15 maart gaf de lunch aan de Centrale Ring de mooie
gelegenheid om haar gast, de heer Mertens, die zijn ver
jaardag vierde, uit volle borst toe te zingen!
Hoe het zij, ook hier ligt de harmonisatie voor ons. Laten
we het goede van beide overnemen, met of zonder lunch!
Opmerkelijk, zeker na het voorgaande, is dat er tussen het
op 15 maart in Utrecht verhandelde en hetgeen op 20 maart
in Eindhoven naar voren is gekomen, in wezen nauwelijks
of geen verschil te bemerken viel. Beide vergaderingen
hadden de bespreking van de concepten, gevat in blauwe,
groene, paarse en gele omslag, op de agenda staan. In
beide bijeenkomsten zijn die concepten bladzijde voor
bladzijde aan de orde gesteld, zodanig dat er steeds volop
gelegenheid voor de aanwezigen was om over een bepaald
artikel of kwestie het woord te voeren.
Dat laatste is op talloze punten ook gebeurd, maar ons viel
bij dit alles een duidelijk gemeenschappelijk element in
die discussies op. Zowel in Utrecht als in Eindhoven was
de aandacht nagenoeg geheel gericht op „de detailpun
ten", terwijl de grote „beleidspunten" vrijwel niet aange
roerd werden. „Detailpunten", die zeer belangrijk kunnen
zijn, gebruiken we hier als tegenstelling tot de organisato
rische vraagstukken, waarmee de vroegere discussienota
en ook de vroegere Centrale (K)Ringvergaderingen zich
bezighielden. Deze ontwikkeling was te verwachten. Eerst
zijn de uitgangspunten van de nieuwe structuur aan de
orde geweest, de grote beleidspunten, en als caaromtrent
een gemeenschappelijke mening is bereikt, komen van
zelf de wijze van uitwerking en de overige zaken die van
belang zijn, onder de aandacht. Wij hebben dit rnaar detail
punten genoemd.
Het zal hierdoor ook duidelijk zijn, dat wij moeilijk thans
een uitvoerig verslag van de besprekingen van de concep
ten kunnen geven. Wij stippen slechts enkele zaken aan en
zullen niet steeds aangeven of het een Utrechtse dan wel
een Eindhovense opmerking was. Wij hadden de indruk,
dat heel vaak een opmerking van de ene vergadering
best in de andere gemaakt had kunnen worden. We nade
ren kennelijk het stadium, dat we de beide organen kunnen
combineren!
De uitdrukking „mede ter financiering van het agrarische
bedrijfsleven" in de doelomschrijving heeft nogal wat
stemmen losgemaakt. Er was een zekere beduchtheid, dat
de taak t.a.v. het landbouwkrediet hierdoor niet voldoende
tot zijn recht kwam. Wij menen, dat door de discussie die
beduchtheid wel verminderd is en dat de bepaling voor
iedere bank acceptabel is geworden, omdat uitdrukke
lijk is gesteld, dat de plaatselijke banken vrij zijn in hun
eigen statuten een andere formulering te kiezen. Op soort
gelijke wijze is erop gewezen, dat de mogelijkheid bestaat
om af te wijken van het in de modelstatuten voorgeschre
ven aantal van drie bestuursleden. Dit aantal heeft nl. in
Utrecht tot bijzonder veel discussie geleid, waarbij zelfs
even een soort „polarisatie" van de standpunten dreigde.
De toezegging van een duidelijker toelichting op het be
trokken artikel gaf hier de oplossing.
Overeenstemming was er ook, omdat zowel in Eindhoven
als in Utrecht verschillende vragen gesteld werden, waar
op geantwoord werd met de opmerking, dat de betreffende
regeling geheel of gedeeltelijk ontleend was aan die van
de fusiepartner. In zulke gevallen had men natuurlijk dik
wijls te maken met een materie, waarmee de Commissie
van 18 zich uitvoerig had beziggehouden. In die commissie
hebben, zoals door haar voorzitter de heer Mertens gezegd
werd, natuurlijk op tal van punten meningsverschillen be
staan, maar ze zijn alle in onderling overleg opgelost.
Wij menen, dat ook de beide Centrale vergaderingen geen
opopgeloste problemen hebben achtergelaten. Wel zijn er
een aantal punten uit de discussie naar voren gekomen,
die nader bezien moeten worden en die mogelijk nog tot
enkele wijzigingen in de concepten aanleiding zullen
geven.