27
extra middelen
deelnemers
bijzondere faciliteiten
een eigen plaats
gen kapitaalmarktrente. Bouwspaar-
banken worden op deze wijze geleidelijk
meer dan een passief bemiddelende in
stelling.
Naast de middelen, verkregen uit bouw-
spaarovereenkomsten, gaat men op an
dere wijzen geld aantrekken, hetzij door
van andere spaarders gelden aan te
trekken, dan wel door herfinanciering op
de kapitaalmarkt. De bouwspaarbanken,
die tot de groep van algemene spaar
banken behoren, kunnen hierbij terug
vallen op de Deutsche Girozentrale. De
particuliere bouwspaarbanken nemen on
derhandse leningen op. Hierbij worden
eventueel hypotheken verpand of schuld
bekentenissen afgegeven. Een andere
wijze van financiering kan geschieden
door de uitgifte van kassa-obligaties.
Dank zij een grote aanwas van bouw-
spaarsaldi en een voorzichtig toewij
zingsbeleid, was de liquiditeit van de
Duitse bouwspaarbanken relatief gunstig.
Extra middelen, opgenomen ter aanvul
ling van de bouwspaarsaldi, maakten de
laatste 10 jaar gemiddeld slechts 5%
van het balanstotaal uit.
Dank zij een scala van financieringsmoge
lijkheden is de bouwspaarder er zeker
van, dat hij zijn droomwens, de eigen
woning, kan realiseren. In eerste instantie
gaat het om deelfinanciering (tweede
hypotheek). De particuliere bouwspaar
banken gaan daarnaast de verplichting
aan te zijner tijd te zullen bemiddelen bij
een eerste hypotheek. De spaarder
brengt in dat geval 40% in, de bouw-
spaarbank verschaft een tweede hypo
theek ter grootte van 20%, terwijl met
bemiddeling van de bouwspaarbank een
eerste hypotheek ter grootte van 40%
van het totaal benodigde bedrag verkre
gen wordt.
De bouwspaarbank biedt hem financie
ringsmogelijkheden, maar verplicht de
kredietnemer in de meeste gevallen een
levensverzekering af te sluiten. Daar
naast zijn er nog enkele nieuwe activi
teiten, £oals het bemiddelen in de aan
koop van grond of het deelnemen daar
toe in makelaarskantoren.
Wie zijn de deelnemers aan bouwspaar-
overeenkomsten? Dit zijn voor een belang
rijk deel werknemers, maar daarnaast
ook voor een niet onbelangrijk deel zelf
standigen, te weten ondernemers en
beoefenaars van vrije beroepen. De
werknemerscategorie nam in 1969 circa
65 van de waarde van de afgesloten
contracten voor zijn rekening; dat is
10% meer dan in 1964. De zelfstandige
ondernemers hadden een aandeel van
20%, hetgeen een daling met 7% bete
kende ten opzichte van 1964. Naast
individuele bouwspaar-contracten kennen
de bouwspaarbanken nog (collectieve)
contracten met andere banken en wo-
ningbouwcoöperaties, die daardoor in
staat zijn aan hun cliënten bouwspaar-
leningen te verschaffen.
Reeds in de loop van de dertiger jaren
werd een eerste begin gemaakt met
bijzondere faciliteiten, welke de overheid
aan de bouwspaarder bood. De overheid
stimuleerde het eigen woningbezit door
de bouwspaarder in de gelegenheid te
stellen een deel van zijn besparingen in
mindering te brengen op zijn belastbaar
inkomen.
Deze besparingen worden tot een be
paald maximum aangemerkt als buitenge
wone last.
Daarnaast wordt bij de woningbouwpre-
miewet van maart 1952 het alternatief
van de spaarpremie geïntroduceerd. De
aspirant-bouwspaarder kan in principe
kiezen tussen de mogelijkheid van 25%
premie over een maximum van D.M.
1.600 per jaar, dit is dus een premie van
D.M. 40 en de mogelijkheid van het als
buitengewone last in mindering brengen
van zijn besparingen bij de bouwspaar
bank tot maximaal D.M. 1.600. Voor lage
inkomensgroepen bestaat er overigens
de mogelijkheid van een extra premie.
Alleen wanneer de spaarder ononderbro
ken 7 jaar lang spaart kan hij op één van
de geboden faciliteiten aanspraak maken.
Doet hij dit niet, dan verliest hij zijn
premie of belastingfaciliteit.
Overigens moet worden opgemerkt, dat
het in mindering brengen van bespa
ringen op het belastbare inkomen in
West-Duitsland gelijkgeschakeld is met
de faciliteiten van het in vermindering
brengen van levensverzekeringspremies.
Welke bedragen worden door de Duitse
overheid langs deze weg besteed aan de
stimulering van het eigen woningbezit?
Interessant zijn in dit verband de becijfe
ringen, welke door het Westduitse minis
terie van Financiën over 1969 werden
gemaakt. In dat jaar werd voor D.M. 1,2
miljard aan woningbouwspaarpremies ter
beschikking gesteld, terwijl het bedrag
aan gederfde inkomstenbelasting op D.M.
0,8 miljard werd becijferd. Voor 1970
werd het totale bedrag op D.M. 2,9
miljard geschat.
Ook op het terrein van de bouwspaar
banken heeft zich een sterke concentra
tie voorgedaan. De grote „vier" nemen
55% van de markt voor hun rekening.
Aanvoerder is „Wüstenrot" met een con
tractstand van D.M. 55 miljard; deze
neemt 20% van alle nieuwe bouwspaar-
overeenkomsten voor zijn rekening.
Tweede op de lijst is de Bausparkasse
Schwabisch Hall A.G., een dochter van
de Raiffeisenbanken en Volksbanken. De
ze heeft een contractbestand van D.M.
42 miljard en een marktaandeel van ruim
17%. De drie grote handelsbanken
werken vooral samen met Wüstenrot,
welke op zijn beurt voor wat betreft
verzekeringen met de grootste verzeke
ringsmaatschappij „Allianz" samenwerkt.
De spaarbanken beschikken in totaal
over 12 bouwspaarbanken, die over cir
ca 36% van de markt beschikken. Hier
uit blijkt, dat de bouwspaarmarkt voor
een aanzienlijk deel tussen enkele grote
groepen verdeeld is.
De bouwspaarbanken voorzien in een
belangrijke behoefte, waarin het bestaan
de banksysteem in West-Duitsland niet
kon voorzien. In het belang van en dank
zij de inspanning van de spaarder -
aspirant-woningbezitter - staan financie
ringsmiddelen ter beschikking voor kre
dietverlening onder tweede hypotheek
(een terrein, dat overigens later dank zij
staatsgarantie ook door hypotheek
banken en spaarbanken betreden werd).
Voorop staat de collectieve zelfhulp, die
tot uitdrukking komt in de spaarverplich-
ting. Sparen en het recht op kredietver
lening liggen hier in eikaars verlengde.
Alleen diegenen, die sparen, krijgen op
een bepaald moment recht op kredietver
lening. Niet alleen wordt voorzien in de
financiering van een van de meest funda
mentele behoeften namelijk de woning,
maar bovendien vindt bezitsvorming
plaats en worden voorzieningen getrof
fen ten behoeve van het gezin en voor
de oude dag.
Het doelsparen, belichaamd in een gespe
cialiseerde instelling met specifieke facili
teiten voor brede bevolkingslagen en
in sterke mate ondersteund door een over
heid, die reeds vroeg inzag welke beteke
nis het eigen woningbezit dient te hebben,
heeft een groei laten zien die respect af
dwingt.