bouwsparen,
gezamenlijk sparen voor een
bijzonder belangrijk doel
25
drs. f. j. van doorn
historie
gewijzigde taak
Het volgen van de geschiedenis van de Duitse Bausparkassen laat zien hoe men met
vallen en opstaan verder is gekomen en hoe men geleidelijk gekomen is tot meer
geperfectioneerde en aangepaste vormen. Voordat de overheid begon met speciale
faciliteiten om het woningbouwsparen te bevorderen zijn in West-Duitsland op spontane
wijze bouwspaarbanken ontstaan. Deze stelden zich tot taak het verzamelen van finan
ciële middelen ter financiering van het eigen woningbezit. Deze financiële middelen
werden aanvankelijk uitsluitend aangetrokken in de vorm van spaargelden, die de
aspirant-woningbezitters bij de spaarbank deponeerden krachtens een bouwspaar-
contract.
Het begin van de Duitse Bausparkasse-
beweging lag in het jaar 1885 toen in
Bielefeld de „bouwspaarbank voor ieder
een" gesticht werd, dit in navolging van
de Amerikaanse bouwspaarverenigingen
van arbeiders.
De sterke industrialisatie van bepaalde
delen van Duitsland en de toenemende
bevolkingsdichtheid vormden bepalende
omstandigheden voor deze ontwikkeling.
Daarbij kwam, dat de Duitse arbeiders
een grote voorkeur hadden voor het
eigen woningbezit en bereid waren daar
voor grote offers te brengen. De sterke
toeloop naar de nieuwe bouwspaarbank
had tot gevolg, dat men reeds aan het
eind van het eerste jaar 24 woningen in
aanbouw had. In de daarop volgende
jaren heeft de Duitse bouwspaarbewe-
ging nog geen grote opgang gemaakt.
Mogelijk waren de economische omstan
digheden niet gunstig genoeg voor een
verdere uitgroei. In ieder geval ge
raakten de Bausparkassen in de verge
telheid en het was pas na de eerste
wereldoorlog, dat dank zij de grote
woningnood en een zeer grote kapitaal-
schaarste de gedachte van het bouw
sparen weer opnieuw leven werd inge
blazen. Het was de coöperatieve vereni
ging, genaamd de Gemeenschap van de
Vrienden van Wüstenrot, die in 1924 een
Bausparkasse oprichtte. Daarna werden op
allerlei plaatsen in Duitsland Bauspar
kassen opgericht in de vorm van vereni
gingen, coöperaties of n.v.'s. Ook de
algemene spaarbanken, die lange tijd
afwijzend hadden gestaan tegenover de
gedachte van het collectieve bouw
sparen, stichtten in 1929 de Bausparkas
se Württemberg.
Het was ook in de twintiger jaren, dat de
gedachte van het collectieve bouwsparen
zich over andere Europese landen verbreid
de. Tot deze landen behoorden Oostenrijk,
Zwitserland, België, Nederland, Frankrijk,
Tsjecho-Slowakije, Bulgarije en Roemenië.
De Duitse Bausparkassen waren van
oudsher zuiver collectieve organisaties,
gericht op hulpverlening aan de direct
belanghebbenden, dat wil zeggen de
spaarders, die in contractvorm spaarden
ten behoeve van het gemeenschappelijke
financieringspotentieel. Uit dit gemeen
schappelijke vermogen was het mogelijk
de verschillende spaarders na elkaar een
lening te verschaffen ter financiering van
het eigen woningbezit. Sparen en kre
dietverlening waren derhalve aan elkaar
gekoppeld. De spaarder was gebonden
aan zijn spaarcontract, de bouwspaar
bank was verplicht de gelden uitsluitend
uit te lenen aan de contractspaarders, dit
ten behoeve van de financiering van de
eigen woning. Het ging dus om collectie
ve zelfhulp gericht op de volledige fi
nanciering van de deelnemer. Voor wat
betreft het aantrekken van middelen
waren de Bausparkassen geheel afhan
kelijk van de spaarders.
Gezien het feit, dat goedkope financie
ring van de leden voorop stond, werd er
gestreefd naar een zo laag mogelijk
renteniveau, waarbij overigens de afsluit
en andere provisies nogal hoog waren.
Aangezien de spaarder ook kredietnemer
was, diende er zoals vermeld, naar ge
streefd te worden zo min mogelijk rente
in rekening te brengen. De particuliere
Bausparkassen gingen daarbij zover, dat
zij tot het jaar 1938 nominaal helemaal
geen rente in rekening brachten. Wettelij
ke bepalingen maakten in dat jaar hier
aan een einde. Het werd de bouwspaar
banken verboden renteloze spaarplannen
aan te bieden, bovendien werd hen de
verplichting opgelegd ter dekking van
hun beheerskosten een minimale rente
marge te calculeren, rekening houdend
met de revenuen van eenmalige afslui-
tings- en bereidstellingsprovisies.
Ook een ander principe, namelijk dat van
het aanbieden van volledige financiering
moest overboord worden gezet. Aanvan
kelijk ging men namelijk van de gedachte
uit, dat de bouwspaarbank volledige fi
nanciering aan haar leden zou moeten
bieden. De bouwspaarder moest vol
doende kapitaal kunnen lenen om het
begeerde project te kunnen financieren.
Tot het jaar 1933 ziet men dan ook in
hoofdzaak eerste hypotheken in de pro-
tefeuille van de bouwspaarbanken.
Om aan deze hoge eisen te kunnen
blijven voldoen werd het echter noodza
kelijk de wachttijden te verlengen, de
spaar- en aflossingsbedragen te ver
hogen. Er werd dan ook in toenemende
mate gepleit voor een beperking van het
statutaire doel van de verschillende
Bausparkassen. Zij diende zich te richten
op dat deel van de financiering van de
eigen woning, waarin op de kapitaal
markt niet te voorzien was. De Bauspar
kassen gingen er meer en meer toe over
zich te richten op deelfinanciering, te
weten op het verschaffen van tweede
hypotheken. Ook de wetgeving sloot zich
hier in 1938 bij aan.
Men zou dus kunnen stellen, dat de
Duitse Bausparkassen zich gericht
hebben op dat deel van de financierings
behoeften, waarin het bestaande bank
systeem niet kon voorzien.
Aan het eind van de dertiger jaren liepen
er bij de verschillende typen Bauspar
kassen circa 300.000 contracten. Maken
wij de sprong naar het heden, dan zien
wij dat er thans in West-Duitsland circa
10 miljoen bouwspaarders zijn, die regel
matig bij één van de 26 bouwspaarbank-
organisaties sparen. Het gaat hier om
een contractbedrag van circa D.M. 250
miljard. De 10 miljoen bouwspaarders
hadden per eind 1971 voor een bedrag
van D.M. 41,5 miljard aan spaarsaldi
gestort. Daarnaast hadden de bouw
spaarbanken voor D.M. 3 miljard aan
andere middelen opgenomen, terwijl zij
over D.M. 1,5 miljard aan eigen ver
mogen beschikten. Uit dit geheel was
voor bijna 39 miljard aan bouwleningen
uitgezet. Als verschaffers van tweede
hypotheken hebben deze instellingen zich
een bijzonder belangrijke plaats ver
worven op de woningfinancieringsmarkt.