20 dreschler geeft zijn mening Graag uw commentaar op de volgende stelling: ,,Raiffeisen-organisatie en Boerenleenbank-organisatie hebben zoveel gemeen, dat ze samen moeten gaan. Er zijn echter verschillen en daarom kan samengaan alleen bereikt worden d.m.v. een geven en nemen van beide zijden." Dat is een goede stelling. Men kan ook zeggen, dat een logische gedachten- gang ertoe leidt om de sterke punten uit beide organisaties samen te voegen. En dan is daarbij even logisch, niet te ontkomen aan de noodzaak om hier en daar een compromis te sluiten. Wij hebben in deze voorbereidingstijd duidelijk ervaren, dat het met de verschillen toch iets moeilijker lag dan aanvankelijk gemeend werd. Deels waren dat klimaats verschillen, maar ook de opbouw van de organisaties verschilt. Een fusie betekent inderdaad een geven en nemen over en weer. Daartoe moet men bereid zijn vertrouwen te hebben in eikaars goede bedoelingen. Van die bereid heid en dat vertrouwen heeft de Commissie van 18 beslist een paar mooie voorbeelden gegeven. Zo hadden ik en een aantal anderen gemotiveerde bedenkingen tegen de opdracht/verdeling van het bestuur aan/over twee organen, de Raad van Beheer en de Hoofddirectie. Toen de meerderheid deze bezwaren na uitvoerige dis cussie niet deelde, hebben wij ons con amore achter het meerderheidsstandpunt gesteld. Omgekeerd heeft de Commissie ook willen luisteren naar de wensen, die vanuit de Raiffeisen-orgariisatie naar voren gebracht werden ten aanzien van de bevoegd heden van de toekomstige Centrale Kring en het voorzit terschap daarvan. Daar ben ik erg blij mee en ik zie dit als zeer wezenlijke verbeteringen in de taak en de werkwijze van dit uiterst belangrijke orgaan. Ik vind hier veel terug van wat eerder bepleit is door de Ring Overijssel. Voor mijn gevoel is ook de neerslag van de verlangens naar het behoud van autonomie in de thans voorgelegde concepten terug te vinden. Daarbij vergeet ik niet - en dat past ook in het geheel - dat wij ook de nodige zaken moesten toegeven. En hoe beoordeelt u in dit licht het resultaat, het ontwerp, dat aan de Algemene Vergadering voorgelegd wordt? Valt u dit eerlijk gezegd mee of tegen? Het valt mij mee. Ik herken er de trekken in van de coöperatieve organisatie zoals die mij en ik meen vele anderen, altijd voor ogen hebben gestaan. Er is voldoen de ruimte voor de plaatselijke banken om hun idealisme en eigen creativiteit te ontplooien. Ik heb daar vertrou wen in. Natuurlijk zal het aankomen op de uitvoering en op de praktijk. Dat is de zware taak voor de Centrale Bank. In de Algemene Vergadering komen de definitieve fusiebe- sluiten ter tafel. Durft u nu een stemadvies voor uw verantwoordelijkheid te nemen? Ja. Ik durf te zeggen, dat ik zonder reserve a zeg tegen de voorstellen. Wij zijn nu op het punt gekomen, waarop wij dat moeten zeggen, want er is een voor allen aanvaardbaar compro mis bereikt. Ik verwacht en vertrouw, dat ook de leiding van de Centrale Bank in de toekomst de identiteit van wat wij als coöperatieve bank zien, zal handhaven. Wat zal naar uw mening, als de fusie een feit is en die hele grote ene organisatie ontstaan is, ons vooral moeten bezighouden? De fusie van de beide centrale banken betekent natuurlijk nog niet, dat ook de beide organisaties een zijn. Die zullen voorlopig nog wel naast elkaar opereren. Dat zal heel wat tact eisen van de leiding, want boerenleenbanken zijn heel wat anders gewend dan raiffeisenbanken. Toen de heer E. van Beem, de kassier van de coöperatieve boerenleenbank te Sloten, dat mooie dorpje onder de rook van Amsterdam, in 1936 eens ziek was vroeg hij aan de jonge Dreschler hem een paar weken te komen assisteren. Uit die paar weekjes groeide een vast dienstver band, dat tot op de dag van vandaag voortduurt. Abraham Dreschler, die op 1 maart 1915 in de Haarlemmermeer werd geboren, was de oudste zoon van het gezin. In die jaren betekende dat vrij wel onontkoombaar dat je na de lagere school moest gaan meehelpen de kost verdienen. Als je daar geen vrede mee had en verder wilde, moest je 's avonds studeren. Voor de heer Dreschler betekende dat een handelsavondschool en wat later nog privélessen voor de verschillende praktijkdiplo ma's. In 1940 volgde de heer Dreschler de kassier van de bank Sloten op. De bank mocht zich in een voorspoedige ontwikke ling verheugen. De inmiddels tot Raiffeisenbank Sloten-Badhoevedorp geworden bank, heeft thans ruim 40 medewerkers en een balanstotaal van meer dan 60 miljoen. Ze heeft vier kantoren en een eigen boekhoudbureau. De heer Dreschler is gehuwd en heeft twee kinderen, die geen van beiden iets met het bankwe zen van doen hebben in hun werkkring. Zoals velen diende de heer Dreschler na de oorlog enkele jaren in Indonesië en hoewel de bank bijna al zijn tijd opeiste zag hij nog kans om zijn reislust te bevredigen met een trip door de Verenigde Staten en Canada in 1963 en een tocht door Zuid-Afrika en Zambia in 1970. De oude dienstwoning boven de bank, werd vorig jaar verlaten voor een bungalow in Badhoevedorp. Die verhuizing maakte het mogelijk om in de week ends een geliefde hobby te gaan beoefenen: tuinie ren. Meest fascinerende opdracht is en blijft echter de bank. De belangstelling voor het coöperatieve kre dietwezen houdt niet op aan de grenzen van het werkgebied, daarvan getuigen de functies, die de heer Dreschler verder vervult! Secretaris van de Ring Amsterdam, vertegenwoordiger in de Centrale Ring van de C.C.R.-B., lidmaatschap van de Commis sie van Achttien en last but not least het voorzitter schap van de Vereniging van Directeuren van Raif feisenbanken.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raiffeisen Boerenleenbank' | 1972 | | pagina 18