macht
hoe?
en
doorwie?
s
7
Er is de laatste tijd een interessante
discussie gaande, die in de kranten
en door radio en t.v. op gang is ge
bracht en nu vooral in week- en maand
bladen op een wat verdiept niveau wordt
voortgezet. Wij bedoelen de discussie over
de „macht", vooral over de macht van de
banken. Nadat enkele jaren geleden de
voorzitter van het N.K.V. de aandacht ge
trokken heeft met de „200 van Mertens",
is thans vooral door het „macht-rapport"
van een groep politicologen van de Am
sterdamse Universiteit materiaal aangedra
gen voor een gesprek op hoog niveau. Dat
daarbij namen genoemd worden, de be
faamde 200 of 20, heeft de zaak ook voor
het grote publiek pikant gemaakt.
Dat banken macht bezitten is zonder meer
duidelijk. Een bank beheert immers geld
en „geld is machtzegt het spreekwoord.
Niemand maakt tegen dat hebben van
macht ook bezwaar. Want daarin onder
scheiden de banken zich principieel niet I
van andere. Immers iedereen bezit macht, j
een onderneming, een particulier bedrijf,
de vakbonden, een bestuur van een ver
eniging en ook elk individueel persoon. De
kritiek spitst zich toe op iets anders. De j
banken, vooral de zeer grote eenheden,
die door fusie zijn ontstaan, zouden de
touwtjes van het economisch gebeuren
door een voor de leek ondoorzichtig net
werk van financiële relaties en persoon
lijke functies in handen hebben. Er zou, en
daar gaat het vooral om, te veel macht
geconcentreerd zijn in handen van enke-
ten.
Deze stelling en de gronden, waar
op hij rust, is ondertussen niet on
weersproken gebleven. Wij laten dit
verder rusten. Wel lijkt het ons zeer goed,
dat het machtsprobleem eens van alle
kanten wetenschappelijk beoordeeld wordt,
want macht, hoe heilzaam hij kan zijn,
blijft een gevaarlijke zaak om te hanteren.
Zeker als het om geldmacht gaat.
Er zijn naar onze mening twee aspecten
aan het machtsprobleem, die van belang
zijn om op deze plaats te noemen. Van
belang voor onze kring, omdat we ons
natuurlijk afvragen, hoe het staat met de
macht van onze Centrale Bank(en) en de
aangesloten banken. Na de fusie straks,
zou immers de optelling van de gezamen
lijke balanstotalen dat van elke grote bank
in ons land overtreffen.
De eerste kardinale vraag is, hoe de
macht gebruikt wordt. Geldt daar
voor maar één maatstaf, namelijk de
strikt economische? Dat leren vooraan
staande economen (niet alle). Met andere
motieven, sociale, politieke, godsdienstige
of welke dan ook kan en mag de bank
geen rekening houden, want zonder econo
misch rendement zou de bank te gronde
gaan. De coöperatieve banken echter heb
ben zich, hoe zeer zij ook het rendement
niet willen verwaarlozen (reservevorming)
nooit uitsluitend aan dat puur econo
mische motief willen binden. Zij zien voor
de bank ook een sociale taak weggelegd.
Hoe moeilijk dat ook is, een coöperatieve
bank streeft er naar binnen de grenzen
van wat haar economisch mogelijk is, de
sociale samenleving te verbeteren. Histo
risch gezien is dat de reden van hun op
richting geweest en daaruit vloeit hun niet
op winst gericht karakter voort.
De eerlijkheid gebiedt hier te zeggen, dat
deze gedachte van een sociale taak van de
banken meer en meer ook in niet-coöpe-
ratieve kringen gaat leven, met name ook
in het buitenland.
De tweede vraag is, wie oefent de
macht uit, weinigen of velen. We
nemen hier ons zelf als voorbeeld en
voor het gemak uit van de ene Cen-
Bank en organisatie waar we door
fusie naar streven (cijfers per ultimo 1971).
Het balanstotaal van het geheel is f 23,5
miljard, maar het balanstotaal van de Cen
trale Bank alleen, zonder het tegoed van
de aangesloten banken, is „maar" f 1,5
miljard. De gelden van derden bedragen
bij de aangesloten banken 21 miljard, bij
de Centrale Bank 2 °/o van dat bedrag.
De Centrale Bank verleent krediet (vooral
aan agrarische coöperaties) in de private
sector tot een bedrag van f 2,2 miljard,
dat is 75% van de f 15 miljard, die de
organisatie in totaal heeft verstrekt. Uit
deze cijfers blijkt, dat de Centrale Bank
een kleintjetegenover het geheel is.
Het merkwaardige nu is, dat het geheel
ook weer uit kleintjesbestaat, namelijk
1202 aangesloten banken. Die hebben sa
men rond 7.500 beheerders, die als het
ware de touwtjes in handen hebben. Zij
hebben tezamen een enorm bedrag van
f 12 miljard uitgespreid over circa 600.000
kredietnemers. Het gemiddelde uitstaande
kredietbedrag bedraagt dan ook "slechts"
f20.000,-.
Macht, ja, dat heeft ook onze organisatie.
Maar hij is niet samengebald; hij strekt
zich dun uit over zeer velen. Misschien is
het geheim van een coöperatieve organi
satie, Centrale Bank en aangesloten ban
ken, dat ze nooit volgens de gangbare
maatstaven echt groot en machtig is, maar
toch veel kan doen als allen het willen.
J.R.H.
gaan
trale