wat ons bezighoudt wob 2 RENTEZORGEN De rente-ontwikkeling gaf zorgen. Want wat zagen we? Enerzijds: een duidelijke neiging tot daling van de rente op geld en kapitaalmarkt, die natuurlijkerwijze moest worden gevolgd door een verla ging van de rente voor leningen en kredieten. Het belang van de leden van onze aangesloten banken was ongetwij feld gediend met zo'n renteverlaging, ge zien de hoge lasten, voor welke de landbouw- en middenstandsbedrijven zich uit velerlei hoofde zien gesteld. Toch is deze verlaging aanvankelijk alleen op het relatief beperkte terrein van de krediet verlening in rekening-courant aan de landbouw-coöperaties doorgevoerd en eerst kort geleden uitgebreid tot de leningen aan individuele boeren en mid denstanders. Waarom deze aanvankelijke terughou dendheid? Omdat tegenover het hierboven beschre ven „enerzijds" van de daling van de rente op geld- en kapitaalmarkt een „anderzijds" stond, dat een volledige aanpassing van de debetrente bemoeilijk te. Dit „anderzijds" was de ontwikkeling van de rente op spaarrekeningen en rekeningen-courant. Voor een bank is het een levensvoorwaarde, dat haar rente uitgaven, d.w.z. de rente, welke op spaarrekeningen en rekeningen-courant worden vergoed, worden gedekt door haar rente-inkomsten, d.w.z. door de rente, welke zij ontvangt op kredieten en voor schotten en eventueel op haar beleggin gen. Zelfs moet er een overschot aan rente inkomsten zijn om samen met de provisie inkomsten de bedrijfskosten te kunnen bestrijden en dié reserves te kunnen vormen, welke voor het voortbestaan van het bedrijf onontbeerlijk zijn. Weliswaar was een eerste stap op de weg naar verlaging van de spaarrente - in het bijzonder de termijnspaarrente - in het rente-advies voor 1972 gezet, maar deze stap is bij vele banken niet gedaan, soms als gevolg van plaatselijke concurrentie. Toch kon een verantwoord advies tot ver laging van de leningrente eigenlijk alleen worden gegeven als ook het advies tot verlaging van de spaarrente algemeen werd opgevolgd. Zou immers alleen de debetrente worden verlaagd, dan zouden de in 1971 reeds achtergebleven be drijfsresultaten van de aangesloten ban ken in 1972 nog verder teruglopen. En dit moet worden voorkomen. Anders zullen nog andere en grotere zorgen ontstaan dan de rentezorgen wel ke hierboven zijn geschilderd. Vandaar dat in het inmiddels gegeven nieuwe advies voor de leningrente nog eens met kracht is aangedrongen op een gelijktijdige verlaging van de rente voor termijnspaargelden, overal waar dit nog niet was gebeurd. De conclusie uit het bovenstaande moet zijn, dat een gezamenlijk beleid alleen goed kan worden gevoerd als een vol doende mate van coöperatie door de aangesloten banken wordt getoond bij het volgen van de gegeven rente-advie zen. Ook ter voorkoming van onderlinge con currentie tussen de aangesloten banken is dit van belang. Men zou kunnen zeggen: „Hoe meer coöperatie, hoe minder zor gen"! Denkt u er nog eens aan, als u het rente-advies in uw besturen bespreekt. DE 13 Voluit is de naam Gemeenschappelijke Commissie Organisatiestructuur, in de wandeling wordt ze altijd Commissie van 18 genoemd. De leden zijn benoemd door en uit de Centrale (K)ringvergade- ringen, ieder voor de helft, van de Utrechtse en Eindhovense Centrale Ban ken. Haar opdracht is het voorbereiden van de statutaire, reglementaire en ande re regelingen, die nodig zijn voor de nieuv/e Centrale Bank, waarin „Eindho ven" en „Utrecht" door fusie zouden opgaan en voor de banken, die zich bij de Centrale Bank aansluiten. Het getal 18 is voor de hand liggend: uit iedere organisatie drie bestuursleden, drie leden van de raad van toezicht en drie directeuren. Het is misschien ook wel een soort „magisch" getal, dat hoe dan ook als vanzelf in de menselijke geest op komt, wanneer er breed en diep over moeilijke zaken overlegd moet wor den. Opmerkelijk is in ieder geval, dat we op heel andere terreinen de laatste jaren Commissies van achtien hebben kunnen tegenkomen. Nu we dit schrijven, is het werk van de 18 nog niet afgerond, er moet nog verga derd worden, maar wij durven reeds te voorspellen, dat op de verschijndatum van dit nummer de diverse concept stukken gereed zijn en we ons als orga nisatie aan de beoordeling daarvan gezet zullen hebben. Er zal dan door de 18 een respectabel resultaat bereikt zijn en ook - dat mag hier gezegd worden - een indrukwek kende hoeveelheid werk zijn verricht. Want de vormgeving aan onze nieuwe organisatiestructuur heeft een intensieve betrokkenheid van de leden van de com missie vereist. Daarbij ging het niet al leen om kennis van zaken, maar veel meer nog om inzicht en wijsheid. De instelling van de Commissie was in zekere zin een waagstuk. Het had im mers met deze onderling verschillende mensen uit twee organisaties gemakkelijk denkbaar kunnen zijn, dat overeenstem ming in goed onderling overleg op tal van belangrijke punten niet bereikbaar was. Dan zouden we in een zeer moeilij ke situatie terecht gekomen zijn. Het resultaat is overigens niet zonder slag of stoot ontstaan. Er is gedebat teerd en soms „gevochten" voor een bepaalde zaak. Echter steeds in goed overleg en in goede toon, zeer goed zelfs. En als overeenstemming bereikt werd, was dit de overeenstemming van iedereen, ook van diegenen, die zich in het belang van het resultaat bij de ande ren aansloten. Dit laatste heeft zich voor gedaan en is tekenend voor het serieuze zoeken van de commissie naar een posi tieve oplossing. Dit resultaat is nu aan de organisatie ter bespreking aangeboden. Geen resultaat, dat zo maar uit de lucht komt vallen, maar dat door de nauwgezette molen van de achtien is heengegaan. Moge dit een richtsnoer zijn bij de besprekingen in ringen, kringen en Centrale vergaderin gen! De Commissie van 18 in vergadering. Van links naar rechts de heren: M. L. M. IJse- baert, Tj. Wietsma, A. Verhagen, C. J. Ver- berne, J. v. d. Velde, F. B. Simmes, A. T. Noordhuis, P. van Namen Azn., P. G. van Maldegem, H. L. Koop, G. A. Knaap, H. Jongedijk, G. E. de Jonge, A. Dreschler, J. F. van den Bosch en H. Cox. Afwezig waren op het tijdstip van de opname de heren: M. J. Bisschops en C. P. de Jong.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raiffeisen Boerenleenbank' | 1972 | | pagina 4