1 kerngetallen 39 1967 tot en met 1969", laat in eerste instantie de bedrijfsinkomsten van 92 bedrijven zien. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen bedrijven met 50 tot 75% omzet in de vorm van kantoorbenodigdheden (aangevuld met boeken en schoolboeken) en de categorie met 75 of meer kantoorbenodigdheden. Uit het exploitatie-overzicht van genoemde groepen be drijven zijn interessante conclusies te trekken. Zo ligt de bruto-winstmarge in de laatstgenoemde categorie (maxi maal omzetaandeel in kantoorbenodigdheden) 3,5% ho ger. Opvallend is ook, dat de netto-winst uitgedrukt in de omzet, bij kleine bedrijven hoger is dan bij grotere. Bij de kleine bedrijven wordt echter nogal veel onbetaal de arbeid verricht, terwijl de ondernemer bijzonder veel tijd aan zijn bedrijf besteedt. Zou hiervoor gewaardeerd loon worden berekend, dan zou de vergelijking ten gunste van de grotere bedrijven uitvallen. De boek- en kantoorboekhandel is een arbeidsintensief bedrijf, arbeidskosten maken gemiddeld ruim 60% van de totale exploitatiekosten uit. Daarom is het van het allergrootste belang nauwkeurig te letten op de gemiddel de omzet per gulden loonkosten. Deze was bij het onderhavige onderzoek het hoogste 6,60) bij de grote bedrijven (omzet 225.000 - ƒ430.000) met 50 tot 75% omzet in kantoorbenodigdheden en het geringst (ƒ5,40) in de kleine bedrijven (omzet 80.000 - 190.000) uit de tweede groep (overwegend kantoorbenodigdheden). Daarnaast moet gelet worden op de mate waarin gebruik wordt gemaakt van de verkoop- en bedrijfsruimte. Behal ve in het geval, dat door verbouwing of verplaatsing de bedrijfsruimte plotseling vergroot wordt, zal een hogere omzet in het algemeen betekenen een omzetvergroting per m2. Bij de door het EIM onderzochte bedrijven varieerde de omzet per m2 van ƒ2.310,- (kleine bedrij ven met overwegend afzet van kantoorbenodigdheden) tot 3.500,-. Belangrijk is ook de omzetsnelheid te kennen. Deze wordt berekend door de jaaromzet te delen door de gemiddelde goederenvoorraad. Deze ligt in beide categorieën bedrijven met kantoorbe nodigdheden hoger bij de grotere bedrijven. Dit ver schijnsel kan verklaard worden uit het feit dat de kleine bedrijven gesorteerd dienen te zijn, hetgeen betekent, dat zij een minimumvoorraad moeten aanhouden. Aangezien hun verkoopruimte meestal beperkt is, kunnen zij hun assortiment echter niet volledig tonen, waardoor de omzet achterblijft. Generaliserend kan gesteld worden, dat de bruto-winst- marges de laatste jaren gekrompen zijn. Voorts zijn de lonen sterker gestegen dan de omzetten. De omzetten per gulden loonkosten zijn in de jaren 1968- 1969 gedaald of in het gunstigste geval gelijk gebleven. Het eerder vermelde rapport stelt zonder voorbehoud, dat het jaar 1969 voor de kantoorboekhandel als geheel teleurstellend was en wel dusdanig, dat het inkomen voor de ondernemers zelfs beduidend beneden dat van 1967 kwam te liggen. Stijgende loonkosten en dalende winstmarges zullen lei den tot de noodzaak van voortgaande omzetvergroting, welke het uiterste zal vergen van het ondernemerschap. Mogelijk kunnen nieuwe vormen van franchising e.d. uitkomst bieden, maar niettemin blijft een grote dosis ondernemerschap noodzakelijk.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raiffeisen Boerenleenbank' | 1972 | | pagina 41