bouwsparen historische ontwikkeling aandacht voor oostenrijk betekenis van het bouwsparen fiscale faciliteiten 36 drs. f. j. van doorn Het bouwsparen heeft de laatste decennia in West- Duitsland en Oostenrijk een grote opgang gemaakt. In West-Duitsland financierden de bouwspaarkassen in 1970 34 van de totale nieuwbouw. Deze gang van zaken is zonder twijfel bevorderd door allerlei fiscale en andere faciliteiten van overheidswege. Daarnaast zijn het de bouwspaarbanken die door hun actieve wijze van optreden het sparen voor de eigen woning bevorderd hebben. De gedachte van het doelsparen in de vorm van bouwsparen werd ook in andere Europese landen, waar onder Frankrijk en België, gerealiseerd. De gedachte van het bouwsparen is reeds oud. In Engeland werden gedurende de tweede helft van de 18e eeuw de eerste building societies" opgericht, terwijl in de Verenigde Staten in 1831 de eerste Savirigs and Loan Association werd gesticht. In aanvang stond bij deze instellingen de gedachte van „collectieve zelfhulp" voorop waarbij eeri groep van belanghebbenden spaarde voor een bepaald doel door middel van bouwspaarkassen. Uit de beschikbare midde len kregen de leden de één na de ander een woningbouw- krediet. Thans zijn deze Engelse en Amerikaanse instellin gen van karakter veranderd. De contractuele binding tussen spaarder een spaarinstelling is thans vervallen. Het sparen op contractbasis met het recht om te zijner tijd het eigen woonhuis gefinancierd te krijgen bestaat in de Angelsaksische landen niet meer. De Engelse building societies en de Amerikaanse Savings and Loan Association zijn nu vrij om op uiteenlopende wijzen middelen aan te trekken. Hun speelruimte is niet langer beperkt tot spaargelden, maar zij kunnen naar behoefte waardepapieren uitgeven en zijn daardoor bij het aantrekken van middelen flexibel geworden. De Duitse en Oostenrijkse bouwspaarkassen, die beide na de Eerste Wereldoorlog ontstaan zijn, vertonen een wat geringere flexibiliteit omdat zij toch wat meer uitgaan van het oude principe van de collectieve zelfhulp. De omvang van de middelenstroom van de bouwspaar- ders is daarbij bepalend voor de omvang van de uitzettingen van de bouwspaarbank. Gegadigden moesten aanvankelijk een relatief lange tijd sparen om voor een lening in aanmerking te komen. Voor de Tweede Wereldoorlog was een spaarperiode van 20 jaar gangbaar. Thans is die periode aanzienlijk korter geworden. Gezien de belangrijke positie die de bouw spaarbanken in enkele landen innemen en het feit dat de bouwspaargedachte zich geleidelijk over een aantal lan den verbreid heeft, verdient het aandacht de huidige situatie onder de loep te nemen. In tegenstelling met de andere kredietinstellingen in dat land is bij de Oostenrijkse bouwspaarbanken sprake van een juridische en economische eenheid tussen sparen en voorschotverlening. De spaarder begint dus als schuld eiser, maar wordt schuldenaar nadat hij voldoende ge spaard heeft om in aanmerking te komen voor toewijzing van de lening. De bouwspaarbank mag de haar toever trouwde middelen uitsluitend uitlenen aan degenen, die bij haar sparen en wel ten behoeve van de woningbouw- financiering. Een deel van de spaarders zorgt door middel van contractsparen voor fondsvorming ten behoeve van andere spaarders, die doordat zij gedurende een zekere tijd ge spaard hebben en een bepaald deel van hun contractsom gespaard hebben, voor een lening in aanmerking komen. De Oostenrijkse bouwspaarkassen - het zijn er thans 4 - zijn eerst goed van de grond gekomen na de Tweede Wereldoorlog. Het zijn dus relatief jonge instellingen. Hun aandeel in de woningbouwfinanciering is echter vrij snel gestegen. In 1955 bedroeg dit aandeel 2'/2 in 1961 circa 14 en thans circa 33 Het totale aantal bouwspaarders in Oostenrijk bedraagt thans circa 680.000, (dit is 1/12 van de beroepsbevol king). Circa van alle gezinnen heeft te maken met bouwsparen en heeft inmiddels 12 miljard schilling in gelegd. Evenals in West-Duitsland wordt in Oostenrijk het sparen voor de eigen woning bevorderd door fiscale faciliteiten. Zo zijn de stortingen op een bouwspaarrekening tot bepaalde bedragen aftrekbaar van de loon- en inkom stenbelasting. Dit geldt overigens ook voor aflossing op leningen aangegaan ter financiering van een eigen wo ning. Voorwaarde is dat men de gelden tenminste voor 5 jaar op de bank laat staan. Wendt men deze middelen na 5 jaar sparen voor een ander doel aan, dan vervalt het genoten belastingvoordeel niet en vindt geen nabelasting plaats. Het gevolg van deze fiscale begunstiging is dat een groot aantal mensen een bouwspaarcontract voor 5 jaar afsluiten zonder deze middelen na de blokkering voor het aankopen van een woonhuis te gebruiken. Voor de bouwspaarbanken levert dit een extra middelenvoor ziening op, waardoor men de vraag naar woningbouwkre- diet sneller kan honoreren. Worden de gespaarde bedra gen binnen een periode van 5 jaar opgenomen dan vervalt het belastingvoordeel. Dit geldt niet voor de aankoop van te bouwen eigen woningen, voor de aan-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raiffeisen Boerenleenbank' | 1972 | | pagina 38