28 de melk en de koeien een friese coöperator Wietsma, maar ze zijn nodig ook. In grote coöperaties als de „Condens" is het voor de bestuursleden zeer moeilijk de zaken te overzien en daarom is het voor het bestuur geboden om zich zo goed mogelijk in de problemen in te leven. Het is heel nuttig je ter plaatse te oriënteren over de situatie en de afzet mogelijkheden. Over de financiering van topcoöperaties: dat is duidelijk de taak van de Centrale Bank, de plaatselijke coöperaties zouden zoveel mogelijk bij de plaatselijke bank terecht moeten kunnen. En de eigen vermogensvorming van (top-)coöpera- ties? De reserves moeten groter worden. Ik ben, zo zegt de heer Wietsma, beslist van mening, dat vooral aandacht aan versteviging van het eigen vermogen moet worden besteed. Dat is ook voor de leden een levensbelang. In veel geval len is men op dit punt tot nu toe te zorgeloos geweest. Er werd te veel doorbetaald aan leden. Inhouden van de winst zal wel wat moeilijkheden geven bij de leden, maar een andere keus zie ik eerlijk niet. Of bij een top-coöperatie de mening van de boeren-bestuursleden wel eens botst met die van de deskundigen-directie- leden? Ik zal een aardig voorbeeld geven, echt gebeurd, maar al enige jaren gele den. Er was een „boeren-staking", er gens in het buitenland. De directie van een coöperatieve fabriek verkocht aan dit land produkten, die er schaars waren geworden door de staking. Commercieel een goede transactie, maar het bestuur maakte de verkoop toch maar ongedaan! Een bedrijf van 54 ha groot, 70 koeien, met wat er aan jong vee bijkomt, en 80 schapen! 's Morgens is de heer Wietsma vrijwel altijd zelf op de boerderij in touw, maar de rest van de tijd is praktisch geheel voor zijn verschillende functies bestemd. Het is wel eens moeilijk, maar het gaat, dank zij de hulp van zijn oudste zoon (22 jaar) en de vaste arbeider. Bij uitzondering wordt een beroep ge daan op de hulp van derden. De heer Wietsma voorziet, ondanks aller lei problemen, een goede toekomst voor de veehouderij. Intern blijft ieder bedrijf worstelen met het 2 x melken, dag in dag uit, zeven dagen per week. Dat is onop losbaar, ligt aan de aard van ons bedrijf, maar geeft toch sociale problemen, voor al voor het personeel, die door mechani sering niet te verhelpen zijn. Extern is er altijd de moeilijkheid van de „melkplas". Het aantal bedrijven wordt snel minder, maar de overblijvende bedrijven worden groter en de melkproduktie per bedrijf stijgt aanzienlijk. Ondertussen is gelukkig duidelijk geworden, dat de overschotten niet zo groot zijn als men heeft doen voorkomen. De afzet van de melk is momenteel goed. Het is eigenlijk een beroerde zaak, dat je als boer zou moeten zeggen, dat het wel het beste is, wanneer er een klein tekort aan melk is. De heer Wietsma acht daarom research naar andere eindprodukten van de melk van groot belang, denk aan Rivella en Halvamel. Ook ziet hij perspectieven in de jongste ontwikkelingen van de E.E.G., waardoor vooral Engeland nieuwe afzet mogelijkheden zou kunnen bieden. En toen kwamen we toch nog zo in de melkveehouders- en veefokkersaangele genheden terecht, dat we beslist die 70 koeien wilden zien. Dat hebben we gedaan ook'

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raiffeisen Boerenleenbank' | 1972 | | pagina 30