nederlands marktaandeel in de e.e.g. 19 Recreatie op de boerderij Bij het Urgentieprogramma is een beschouwing gevoegd over de onderscheiden sectoren van de agrarische bedrijfstak. Er komen allerlei interessante zaken in voor, waarvan er hier één uitgelicht kan worden. Dat is nl. de betekenis van de E.E.G. voor de Nederlandse landbouw. Bij de melkveehouderij wordt een toename van het Nederlandse marktaandeel geconstateerd: in 1969 nog 10,8 en in 1970 11,3%. De Nederlandse rundvleesproduktie had in 1969 een marktaandeel van 7% en die vertoonde in 1970 een lichte stijging. De kalvermesterij is voor 14% Neder lands, terwijl de consumptie in ons land het laagste is vergeleken met andere E.E.G.-landen. Voor de akkerbouw zijn de aardappelen de meest concur rerende produkten: het aandeel in de E.E.G. is stijgende, in 1969: 13,3 en in 1970: 14,3 In de pluimveehouderij ziet men de grote fluctuaties die daar plaatsvinden ook weerspiegeld in de percentages van het marktaandeel in de E.E.G. In 1962 was dit voor de eieren nog 17,2% en in 1969 daalde het tot 9%. Daarna trad een lichte stijging in. Het waren vooral Duitsland en Italië, die hun aandeel zagen groeien. Uit deze enkele cijfers blijkt overigens dat de E.E.G.- landen een belangrijke markt voor onze landbouw vormen en dat ondanks de onvolkomen harmonisatie van land bouwpolitiek de Nederlandse landbouw bij de E.E.G. baat heeft gehad.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raiffeisen Boerenleenbank' | 1972 | | pagina 21