wob 3 Nadrukkelijk willen wij vaststellen dat er hoegenaamd geen sprake is van verbor gen doelstellingen en dat voor enige vrees in die richting elke grond ont breekt. Een zodanige opstelling van de Centrale Bank zou onmogelijk zijn omdat het ten enenmale is uitgesloten dat zij aan in haar dienst staande functionarissen gro tere bevoegdheden ten aanzien van de ledenbanken zou kunnen verlenen dan zij zelf statutair bezit. Waarom dan toch „directeur" in de func tie-aanduiding? Ter beantwoording van deze vraag moeten wij uitgaan van de functie-inhoud en de tenuitvoerlegging daarvan in de prak tijk. De functie van de districtsdirecteur kan globaal worden weergegeven als: het optimaal doen functioneren van de com municatie tussen de Centrale Bank en de aangesloten banken en het bevorderen van een doelmatige bedrijfsvoering in overleg met de besturen en directeuren van de lokale banken in het district. Door het verbijzonderen van deze functie wil tegemoet gekomen worden aan de door de banken terecht geuite wens tot een intensiever contact met de Centrale Bank dan voordien mogelijk was. Enerzijds betekent dit het uitdragen van het beleid van de Centrale Bank en het toelichten van de motieven welke hieraan ten grondslag liggen. Anderzijds houdt dit in het doen doorstromen van gedach ten en wensen welke bij de plaatselijke banken leven, naar de Centrale Bank. Een tweerichtingsverkeer dus. Bij een voortdurende uitbreiding van I bankactiviteiten groeit ook bij de bank de behoefte aan advies en steun van de Centrale Bank. Voor tal van gespeciali seerde banktaken moeten de banken kunnen beschikken over de technische know how. In de opzet zou tekort geschoten worden indien de tenuitvoerlegging van de veel omvattende contactfunctie aan één man zou worden opgedragen. Voor een optimale uitoefening van de functie is het noodzakelijk dat een aantal medewerkers, adviseurs voor de banken, aan het regionaal werkende advies- en overlegorgaan wordt toegevoegd. De functionaris die de bevoegdheid heeft deze adviseurs, werkzaam in het werkge bied „aangesloten banken", desgevraagd in te schakelen bij de aangesloten ban ken in het district en hun werkzaam heden coördineert is de districtsdirecteur. In dit licht bezien lijkt deze functie aanduiding op zijn plaats. Zijn directieven strekken zich stellig niet uit over de plaatselijke banken. In zijn functie-uitoefe ning is de districtsdirecteur de schakel tussen de Centrale Bank en de aangeslo ten banken. Dikwijls zullen bestuurders en/of directeuren van aangesloten ban ken behoefte hebben aan een gespreks partner, die wellicht meer is geconfron teerd met de problemen waarmee zij worstelen en waarover zij eens vertrou welijk willen overleggen. De districts directeur zal in gezamenlijk overleg wel licht bij kunnen dragen tot het vinden van oplossingen of wel hij zal de wegen kunnen aangeven waarlangs deze gevon den kunnen worden. Zijn bekendheid met plaatselijke en regionale omstandigheden stellen hem, naast ervaring, mede in staat om in een concrete situatie het meest passende antwoord te vinden op de gerezen problemen. Aan de opbouw van het regionaal opge stelde advies- en begeleidingsapparaat wordt intensief gewerkt. Er wordt naar gestreefd de mogelijkheid te scheppen dat op een zo breed mogelijk terrein de plaatselijke banken de Centrale Bank in persoon kunnen ontmoeten voor overleg en advies. Ter ondersteuning van de districtsdirecteur zijn of zullen aan het district worden toegevoegd specialisten onder andere op het gebied van assuran tie- en reisbemiddeling, publiciteit, reke ning- en betalingsverkeer. Deze bundeling van krachten is gericht op de uiteindelijke gemeenschappelijke doelstelling van Centrale Bank en aange sloten banken: de behartiging van de financiële belangen van de gehele rela tiekring van de totale organisatie. Bij deze ene doelstelling blijven bij het nastreven daarvan de verantwoordelijk heden duidelijk bepaald. Het is onze vaste overtuiging dat een vruchtbare samenwerking op regionaal niveau tot stand gebracht kan worden op basis van wederzijds vertrouwen. APPARAAT IN OPBOUW Onze Amstelveense gemeenschappelijke samenwerkingscoöperatie, de Coöpera tieve Raiffeisen-Boerenleenbank W.A., is Wanneer het fusiegebeuren in onze orga nisaties je dagelijks bezig houdt dan is het begrijpelijk dat er, wanneer je men sen uit vennootschapsland, die met fu sies van doen hebben, tegenkomt, van gedachten wordt gewisseld. Die gedach- tenwisseling leidt steeds weer tot de conclusie dat vennootschappen van de ene dag op de andere tot fusie besluiten en dan beginnen de moeilijkheden op te lossen. Hiermee zijn overigens vaak nog jaren gemoeid. Wij hebben die mogelijk heid ook overwogen, dat is voor de hand liggend. In die omstandigheden zouden wij - met alle inspraak in beide organisaties - hebben moeten trachten te komen tot statuten voor een nieuwe organisatie en zou het fusiebesluit door beide algemene vergaderingen moeten worden zijn ge nomen. Daarna zouden wij zijn begonnen aan het samenvoegen van het bankbedrijf, maar ook aan het harmoniseren van alle uitvoeringsmodaliteiten. Het zou een makkelijker weg geweest zijn dan de weg die wij, na rijp beraad tussen de besturende organen, nu heb ben gekozen. Wij hebben ons echter ingedacht hoe dan de situatie zou zijn na het fusiebesluit. In het bankbedrijf, ook in het binnen- en buitenlands betalingsver keer - om maar een enkel voorbeeld te noemen - zouden wij onder één naam hebben moeten werken, maar met ver spreide afdelingen, die voorshands niet geharmoniseerd en geïntegreerd zouden kunnen werken. De verhouding tussen die ene nieuwe Centrale Bank en de aangesloten banken zou wel op één statu taire basis berusten, maar de uitvoe ringsbepalingen zouden ten opzichte van de twee groepen aangesloten banken in de eerste tijd nog een verschillend ka rakter hebben. Wij zijn toen tot de conclusie gekomen dat dit een heel moeilijke situatie zou scheppen. Daarom is de vorm gekozen van een samenwerkingscoöperatie, waar binnen in de overgangstijd de integratie al gestalte kan krijgen. Wij hebben er daarbij nauwkeurig op gelet dat binnen de statuten van beide organisaties wordt gehandeld en dat, wanneer de organisa ties niet tot fusie zouden besluiten, de zaak weer kan worden teruggedraaid. Wij hebben in beide organisaties nu vele vergaderingen achter de rug. Besturende organen en directies van beide organisa ties menen dat de uitvoerige gedachten- wisselingen geleid hebben tot een voor beide organisaties goede en aanvaardbare basis voor het fusiebesluit. Als dat niet zo zou blijken te zijn zou de weg terug nog open zijn, maar als het - en dat past toch in ons streven - wel zou leiden tot het fusiebesluit, dan heeft dit voorberei dende werk tot gevolg dat zonder grote moeilijkheden op heel korte termijn de hele organisatie, de Centrale Bank en lokale banken, werkelijk als één organisa tie kan handelen. Die slagvaardigheid zou niet zijn bereikt als wij het voorbeeld van vennootschapsland zouden hebben gevolgd. A. J. Verhage

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raiffeisen Boerenleenbank' | 1972 | | pagina 5