(wat ons bezighoudt]
wob
2
NAAMGEVING EN WAT DAARAAN
VASTZIT
What's in a name? zei Shakespeare. Een
heleboel! zeggen wij met een fusie en
een nieuwe Centrale Bank in het vooruit
zicht. Want het mag dan waar zijn dat de
beroemde roos van Shakespeare met
elke andere naam even heerlijk zou rui
ken, voor een bank is de naamgeving
beslist geen onverschillige zaak.
De banken, raiffeisenbanken en boeren
leenbanken, zullen dan ook niet vreemd
opgekeken hebben toen onlangs door de
beide Centrale Banken bij hen de naam
geving van de toekomstige nieuwe Cen
trale Bank aan de orde werd gesteld. Zij
zullen dit zinvol gevonden hebben, omdat
zijzelf zich bij die naamgeving ook heel
nauw betrokken weten. Zo'n naam kan in
ons geval beslist niet willekeurig gekozen
worden, want hij moet altijd als het ware
afgeleid zijn van, herkenbaar zijn in en
aan de naam (of de namen!) van de
aangesloten banken.
Bij de huidige samenwerkingscoöperatie
is dit uitgangspunt zeer consequent ge
volgd. De twee bij de samenwerkende
Centrale Banken aangesloten banken vin
den hun namen volledig terug in de
huidige Amstelveense bank. Historisch
gezien levert dat geen enkel probleem
op, maar het is ook duidelijk dat voor de
nieuwe Centrale Bank straks niet per se
dezelfde weg bewandeld hoeft te wor
den.
Want er zijn toch wel enkele bezwaren
tegen die gecombineerde naam. Denk
alleen maar aan de publiciteit en recla
me: je hebt bijna een half voetbalveld
nodig om de hele gecombineerde naam
op de borden te krijgen. Dat valt wel op
bij T.V.-uitzendingen, maar het is duur en
een dubbele naam heeft altijd de moge
lijkheid van verwarring bij het publiek.
Het is, dunkt ons, een bijzonder goede
gedachte geweest om de aangesloten
banken te vragen welke naam zij straks
nu voor zichzelf het liefste wensen.
Daar moet het toch mee beginnen. Die
banken zijn als het ware de doopvaders
van de jonge Centrale Bank van straks, en
het kind moet eigenlijk de naam van de
vader hebben. In ons geval zelfs van de
vele vaders, die echter helaas niet de
zelfde naam voeren. De keus spitst zich
gelukkig wel tot een beperkt aantal mo
gelijkheden toe. Het is raiffeisenbank,
boerenleenbank of deze namen beiden,
dat wel een geheel nieuwe naam. Het
mooiste zou zijn wanneer de nieuwe
naam toch elementen zou bevatten van
het oude vertrouwde. Overigens zal er
wel niet gemakkelijk een geheel nieuwe
benaming opduiken, die aan een behoor
lijke meerderheid direct toespreekt.
Wij moeten er echter direct bij zeggen,
dat ook die mogelijkheid open ligt. De
banken kunnen zich in elk geval nu eens
uitspreken over hun voorkeur.
De namen raiffeisenbank en/of boeren
leenbank hebben natuurlijk de meeste
kans. Achter beide zit immers een grote
mate van gevoelswaarde verscholen.
Men mag ook aannemen, dat voor de
ene groep de naam van de ander niet
vreemd in de oren klinkt en omgekeerd.
De boerenleenbanken gaan immers ook
in oorsprong terug op de gedachte van
Friedrich Wilhelm Raiffeisen, terwijl de
raiffeisenbanken in meerderheid tot voor
zo'n jaar of tien zich eveneens met de
naam boerenleenbank tooiden. Deze laat-
sten hebben dus al een naamswijziging
achter de rug en zullen mogelijk nog
goed weten wat voor overwegingen
daarbij te pas komen. Aan alle banken
zijn die overwegingen in het desbetref
fende schrijven nog eens goed opge
somd, waardoor de gedachtenbepaling
goed gefundeerd kan plaatsvinden. Ge
wezen is ook op de mogelijkheden, die
een goede uniforme afkorting kan bieden,
zgwel voor de nieuwe Centrale Bank als
voor de plaatselijke bank. Het is duidelijk
dat ook door het gebruik van een zelfde
afkorting van een eventueel lange offici
ële naam, de toch door ieder noodzakelijk
geachte wervingskracht bij het publiek
verkregen kan worden, en dat de een
heid van de gehele organisatie er door
tot uiting kan komen. Om deze twee
zaken gaat het eigenlijk, of men nu een
korte of een lange naam kiest, al dan
niet met gebruik van een afkorting.
Suggesties zullen er wel binnen komen
en men mag ook aannemen dat er nogal
wat uiteenlopende suggesties zullen zijn.
Onze in de steden werkende banken
zullen b.v. op grond van hun ervaringen
andere opvattingen kunnen koesteren
dan de zuiver agrarische banken.
De publiciteitsdeskundigen, die voor zo'n
belangrijke zaak geraadpleegd moeten
worden, zullen mee aan de hand van de
bij de banken levende opvattingen hun
adviezen uitbrengen. Deze weten, even
als onze banken zelf, dat men bij naam-
kwesties als de onze niet slechts bij
Shakespeare te rade kan gaan, maar ook
bij de oude Romeinen. Want in het latijn
kent men het gezegde: nomen est omen,
d.w.z. de naam is een (voor)teken. De
naam zegt iets omtrent wat je bent, wilt
en doet. Wij zouden graag zien, dat ook
dat element straks in de nieuwe naam
naar voren kan komen.
DE DISTRICTSDIRECTEUR EN ZIJN
FUNCTIE
In de zomer van het vorig jaar werd
door de Coöperatieve Centrale Raiffei-
sen-Bank aangekondigd de wijziging van
de tot dan bestaande rayons in regio's,
welke wijziging per 1 september 1971
werd gerealiseerd.
De functionaris belast met het onderhou
den van het contact met de aangesloten
banken in de regio, werd voortaan aan
geduid als „regionaal hoofd communica
tie" (RHC). De benaming RHC heeft
echter slechts zeer korte tijd bestaan,
reeds in september werd aan de banken
medegedeeld dat het bestuur van de
Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Bank,
besloten had de benamingen „regio's" en
„regionale hoofden communicatie" te
wijzigen in respectievelijk „districten" en
„districtsdirecteuren". Zoals daarbij aan
gegeven is werd hiertoe besloten tenein
de een eensluidende benaming te be
werkstelligen met de Boerenleenbank
organisatie bij welke deze reeds langer
werd gebezigd.
In de jongste Centrale Ringvergadering
van de Raiffeisenorganisatie zijn vragen
gesteld omtrent de betekenis van de
titulatuur „districtsdirecteur", een voor
deze organisatie nieuwe functie-aandui
ding.
Als we de vragen dienaangaande niet
hebben misverstaan, klinkt hierin enige
ongerustheid door ten aanzien van de
feitelijke intenties. Is er organisatorisch
ruimte voor een directeur op regionaal
niveau? Welke reikwijdte hebben zijn di
rectieven? Zullen deze zich op den duur
uitstrekken over de lokale banken? Der
gelijke vragen ademen een zekere vrees
voor mogelijke beschadiging van de zelf
standigheid der banken, één van de pijlers
van onze organisaties.
Met het oogmerk de adviesfunctie van
de onderhavige functionaris van de Cen
trale Bank ondubbelzinnig tot uitdrukking
te doen komen in de functie-aanduiding,
is b.v. voorkeur uitgesproken voor een
benaming als „districtsadviseur".