uit onze
historie
44
wie zijn we, wat zijn we
en hoe zijn we?
uit nood geboren
de eerste jaren
Wie gerechtigheid en liefde najaagt
vindt leven, gerechtigheid en eer.
Rijken en armen ontmoeten elkander;
hun aller Maker is de Heere
(Spreuken van Salomo)
Man spricht und schreibt heutzutage
viel über die Lösung der sogenannten
sozialen Frage und sucht allzeitig
dafür Mittel und Wege zu erforschen
und anzuwenden.
Die soziale Frage ist durch Christus
langst gelost. Sie liegt einfach in der
organisierten Fürsorge für die
„Geringsten", die Flilfsbedürftigen,
die schwacheren Glieder der Gesell-
schaft. (Rai ff eisen 1884)
Wie en wat wij zijn is een gemakkelijk te
beantwoorden vraag. We zijn namelijk
„de erfgenamen van Vater Raiffeisen";
duidelijk een eenvoudig antwoord.
Deze positie is echter niet eenvoudig
want het „Hoe we zijn'' is niet zo heel
erg gemakkelijk te omschrijven.
Vragen wij ons in den gemoede en in
zelfbeschouwing nog wei eens af: „Vol
doen we nog wel aan het beeld dat
Raiffeisen voor ogen stond toen hij, als
diepgelovig en warm sociaal voelend
man de stoot gaf tot het systeem van
onderlinge hulp dat nü nog zijn naam,
zijn karakter in zich draagt en waardoor
we wezenlijk „anders zijn dan ande
ren"?
Terugblikker zélf meent van wèl, of
schoon de snelle ontwikkelingen in de
laatste jaren het beeld ogenschijnlijk wel
iets lijken te hebben vervaagd.
Het is bekend; wij zijn allen onvolkomen
mensen. Wij struikelen en richten ons op,
wij denken en willen meestal het beste
maar dat loopt vaak jammerlijk verkeerd
uit en waarom toch, waarom
Hoe het ook zij; de geschiedenis kan de
beste leermeesteres zijn als men naar de
lessen daarvan wil luisteren, de gemaak
te fouten wil inzien, maar ook de wil
heeft om deze te herstellen en voor het
vervolg te voorkomen.
Geschiedenisbronnen zijn echter wel
eens tendentieus (en dat wordt wel eens
vergeten). Daarom moet men de kunst
verstaan om deze bronnen kritisch te
bestuderen en vooral om tussen de re
gels door te lezen en aan te vullen wat
.vergeten" werd (maar dat is slechts
een zijdelingse opmerking).
De potstal als symbool van de levensomstandigheden van mens en vee
Gedenkboeken, biografieën en soortgelij
ke „verschijnselen" vormen een dikwijls
onuitputtelijk depot van wetenswaardig
heden. Dat zijn óók de gedenkboeken
van orize organisaties.
Er zijn er vele geschreven en in velerlei
vorm, opzet en stijl.
Sommige zijn werkelijk gezellig en rijke
lijk voorzien van plaatjes. Ze noden tot
doorbladeren en zelfs ook nog tot lezen,
tot overdenken en bespreken. Zij „gaan
op een ietwat populaire toer", maar vol
doen daardoor waarschijnlijk het meest
aan de eis, nl. bekendheid geven of -
modern gezegd - het bevorderen van
Public Relations.
Er is ook een gedenkboek dat in de
Onvoltooid Tegenwoordige Tijd is ge
schreven. Zo in de vorm van: „In augus
tus 1918 breekt de Eerste Wereldoorlog
uit"; een ongenietbaarheid die Terugblik
ker, eri met hem waarschijnlijk vele ande
ren, niet vermag te slikken.
Terugblikker bladerde ook in een ge
denkboek dat zo droog is als het zand
van de Sahara. Vrééselijk gewoon. Het
wordt dan ook waarschijnlijk gebruikt als
boekerikastvulling.
Hoe het ook zij en hoe de waardering
van al deze pennevruchten ook is, het is
de moeite waard om zich in de inhoud
daarvan te verdiepen.
Een van de eerste dingen die duidelijk
opvalt is het feit dat „onze" organisatie
en daarmee wordt hier bedoeld de land
bouwkredietorganisatie hier te lande
maar ook die, welke, onder wat naam
dan ook verspreid is over bijna alle
's Heeren Landen, afgezien van de ontwik
kelingen die werden doorgemaakt en nog
gaande zijn, geboren is uit de nood der
tijden, een nood die wel onderkend werd
en waarvoor wel soulaas werd gezocht
maar waarvoor Vater Raiffeisen, de een
voudige kleinestadsburgemeester, het ge
neesmiddel samenstelde.
Het is goed de vraag: „Beseffen de
jongeren wel wat er voor hen gedaan
is?" te herhalen.
Het is nu ook niet altijd „Botertje tot de
boom" (oftewel „een vat vol roomboter")
maar wanhopige toestanden voor de agra
riërs, zoals in het laatste gedeelte van
de vorige eeuw, hebben zich nauwelijks
herhaald.
Misoogsten, geldgebrek, gemis van kre
dietmogelijkheden, parasiterende geld
schieters, woekerrenten, vormden een vi
cieuze cirkel welke nauwelijks te door
breken was. Tel daarbij nog de enorme
aanvoeren uit de landen overzee tegen
dumpingprijzen, welke de hard en wanho
pig ploeterende plattelanders nog meer
in de modder joegen en U ziet een
wanhopig beeld dat nog wanhopiger was
dan wij ons kunnen voorstellen. Er heer
ste op grote gedeelten van het platteland
in West-Europa letterlijk zwarte armoede.
De „gewone" banken zagen geen brood
in het helpen van deze stakkers. Zij
konden of wilden geen verbetering in de
toestand brengen.
Jammer genoeg moet het ook - eerlijk
- gezegd worden dat de lust tot samen
werken onder de boerenstand op vele
plaatsen volkomen ontbrak. Soms gaven
pogingen tot het aanbrengen van verbe
tering aanleiding tot de meest onver
bloemde tegenwerking. Er leek weinig
hoop op verandering ten gunste te be
staan.
Van over de grenzen echter kwamen ge
ruchten over een systeem dat blijkbaar
aldaar wel uitkomst gaf. Dit systeem, het