23
financiering
M.a.w. via hun lidmaatschap van een
coöperatie zijn boeren mede-ondernemer
in die coöperatie.
Mijn uitgangspunt dat de coöperatie een,
het bedrijf van de boer ondersteunende
activiteit heeft, bepaalt mijn antwoord op
de vraag of en zo ja in welke mate ik
diversificatie aanvaardbaar acht. Hier
voor wijs ik, wellicht ten overvloede, nog
eens op het wezenlijke verschil tussen
een coöperatie en een niet-coöperatieve
onderneming: in de laatste wordt het
kapitaal om des zelfs wil aangewend,
d.w.z. men wil daarmee winst behalen en
deze, voorzover voor uitkering bestemd,
als dividend aan de kapitaalverschaffers
uitbetalen; coöperaties investeren kapi
taal om diensten aan de bedrijfsvoering
van de leden te kunnen verlenen. Als de
boer uit kapitaal een hoger inkomen wil
verkrijgen, zal hij zelf voor beleggingen
moeten zorgen; dit is niet de taak van
zijn coöperatie.
M.a.w.: ik wijs af die vormen van diversi
ficatie die slechts beschouwd kunnen
worden als een vorm van geldbelegging.
Ik heb begrip voor de noodzaak tot
diversificatie in al die gevallen waarin de
nevenactiviteit de hoofdactiviteit onder
steunt.
Een vraag, die in dit verband wel interes
sant is, is of alle baten uit de diversifica
tie in de prijs tot uitdrukking moeten
worden gebracht. Het zou m.i. een over
weging waard zijn om eventuele winsten
uit deelnemingen geheel te reserveren en
daarmee het eigen vermogen van de
coöperatie te versterken.
Ook hiermee wordt een groot belang van
de leden gediend omdat, met het oog op
schaalvergroting en de groei, coöpera
ties ook voortdurend naar een verster
king van het eigen vermogen zullen moe
ten streven.
Het mag bekend worden verondersteld
dat bij veel coöperaties de omvang van
het eigen vermogen te wensen overlaat.
In het verleden zijn onvoldoende midde
len in de coöperatie gehouden en de
vraag is: kan dit in de toekomst beter?
Mijn antwoord daarop is: het moet beter.
Er moet bij diverse coöperaties in veel
sterkere mate worden gereserveerd dan
tot dusverre het geval is geweest.
Het is te betreuren dat bestuurders en
leden van coöperaties in het verleden
zich in zo'n sterke mate hebben laten
leiden door een beroep op de aanspra
kelijkheid. Men heeft zich ook laten mis
leiden door het besluit op de vennoot
schapsbelasting, dat de mogelijkheid gaf
om vrij van belasting uitkeringen van de
baten te doen aan de leden in de vorm
van prijstoeslagen resp. prijsreducties.
De winstinhouding voor interne financie
ring werd vaak achterwege gelaten om
dat dit belastbaar was! De weerzin tegen
belastingbetalen is een slechte raadsman
geweest: juist in de periode na 1948,
toen er een sterke expansie was, had
men gebruik kunnen maken van de mo
gelijkheden tot reservering die er toen in
ruime mate waren. Want nu stuit een
versterking van het eigen vermogen van
de coöperatie op bezwaren! Immers, de
landbouw staat nu zelf, ten gevolge van
de noodzaak tot schaalvergroting, voor
grote investeringen.
Dit is een ongelukkige samenloop van
omstandigheden. De leden zullen echter
moeten bedenken dat de coöperatie ook
alleen die schaalvergroting in de land
bouw kan begeleiden wanneer de coöpe
ratieve onderneming zelf ook is uitgerust
met een apparaat dat aan de eisen des
tijds voldoet om zo goed mogelijk de
dienstverlening aan de leden te verzor
gen. De daarvoor benodigde investerin
gen zullen allereerst uit eigen vermogen
moeten worden gefinancierd. Dit bete
kent meer reserveringen, deze moeten
worden verdiend.
Het vormen van meer eigen vermogen bij
de coöperaties heeft voor de boeren niet
alleen nadelen. Hoe meer eigen vermo
gen, hoe kleiner de aansprakelijkheid kan
zijn. Mijns inziens zouden wij geleidelijk
naar een situatie moeten toegroeien waar
in de aansprakelijkheid van de leden
voor hun topcoöperatie resp. grote pri
maire coöperaties praktisch uitgesloten
zou zijn of wel in sterke mate zou zijn
beperkt.
Een dergelijke beperking van de aan
sprakelijkheid - en daar moet u goed van
overtuigd zijn - vergt inderdaad een dras
tische vergroting van het eigen vermogen
van veel coöperaties. Wanneer men de
onbeperkte aansprakelijkheid gaat uitdruk
ken in een bedrag, komt dit soms zeer
hoog uit! Dit geldt ook voor de beperkte
aansprakelijkheid.
Als er niet meer eigen vermogen wordt
gevormd, zullen zelfs de coöperaties met
een beperkte aansprakelijkheid toch
vroeg of laat die aansprakelijkheid in
grótere bedragen moeten gaan uitdruk
ken. Daarbij teken ik nog aan dat vaste
bedragen in verband met de aansprake
lijkheid m.i. geheel uit de statuten moeten
verdwijnen. Aansprakelijkheid voor gelij
ke delen vind ik voorts volledig uit de
tijd; deze komt trouwens ook weinig
meer voor. De aansprakelijkheid - ook
de beperkte - zullen wij uitsluitend
moeten relateren aan de omzet en wel
uitgedrukt in een percentage, uiteraard
met een maximum.
Velen zullen dit geen opwekkend geluid
vinden. Ik beklemtoon echter nogmaals
dat m.i. coöpereren betekent dat men
medeondernemer is in een onderneming,