stemprocedure de schuld?
niet alleen voor landbouw
17
Politie in Tubbergen!
berichten dat andere ruilverkavelingen door stemmingen
waren goedgekeurd.
De ruilverkavelingen worden echter al enige tijd van
buiten de landbouw kritisch bekeken en het zou werkelijk
geen groot wonder zijn geweest, wanneer er bij het
aanbrengen van bezuinigingen („ombuigingen" heet dat),
een groot stuk van de gelden voor de cultuurtechniek en
daarmede voor de ruilverkavelingen zou zijn afgegaan.
Dat is niet gebeurd, ook al omdat er terecht op kan
worden gewezen dat veel van de cultuurtechnische
werken aan de recreatie, de wegverbindingen enz. ten
goede komen - dus aan niet-direct agrarische belangen.
„Tubbergen" kan als een nieuw argument tegen de
ruilverkavelingen worden gebruikt: er bleek immers uit
dat vele agrariërs zelf het nut van de ruilverkavelingen
niet inzien.
In de commentaren wordt nu allerwege aangedrongen om
spoedig te beginnen met de zogenaamde landinrichtings
wet. Het voornemen daartoe werd reeds aangekondigd in
het regeerakkoord dat ten grondslag ligt aan het kabinet
Biesheuvel. Eerst zal echter volgens de plannen van het
kabinet een commissie van niet minder dan negen
ministers over de toepassing van de ruilverkavelingswet
een advies uitbrengen om tot bezuinigingen voor de
overheid te komen; daarna zouden pas voor een land
inrichtingswet de nodige voorbereidingen worden getrof
fen. „Tubbergen" lijkt dit alles te gaan verhaasten.
De wijze van stemming kreeg door deze uitbarsting een
centrale plaats bij de hervormingsgezinden. Ook de
minister van Landbouw en het Landbouwschap verklaar
den dat daar eens nodig naar gekeken moet worden.
Toch zou men de uitvinders van deze stemprocedure
onrecht aandoen wanneer men alleen op de onrechtvaar
dige kanten ervan wijst. Ruilverkaveling is een zaak van
grondbezitters en van grondgebruikers. Het wordt als een
belang voor een streek beschouwd wanneer er een
verbetering van de ligghg van de percelen komt en er
nieuwe wegen en waterlopen worden aangelegd die de
bereikbaarheid en de waterbeheersing ten goede ko
men.
De overheid stelt daarvoor geld ter beschikking, zodat,
ook al moeten de grondgebruikers een deel terugbetalen,
er in totaal toch een grote investering van de gemeen
schap in een streek wordt gedaan. Moet het nu mogelijk
zijn dat zo'n beleid wordt geblokkeerd door een aantal
dwarsliggers die elders wonen en niet geïnteresseerd
zijn? Uiteraard niet. Welnu: wie niet de moeite neemt om
te komen stemmen wordt geacht te hebben voorgestemd
zodat op die manier de goeden niet onder de onverschil
ligen lijden.
De stemprocedure was dus niet helemaal zot. Hij berust
echter op een aantal oude zekerheden die nu niet
helemaal meer lijken op te gaan. Hebben grondgebruikers
er belang bij dat hun grond verkaveld wordt, of is dat
belang er wel maar wordt het door de betrokkenen niet
als zodanig gezien? In beide gevallen moet men uit
agrarisch oogpunt een vraagteken zetten.
Een belangrijk vraagpunt is de bedrijfsvergroting. Voordeel
van een investering in de landbouw krijgt men immers
bijna alleen wanneer men er het bedrijf mee kan
vergroten. En bij ruilverkavelingen mag men tevreden zijn
wanneer men na de veel tijd vragende cultuurtechnische
werken en de noodzakelijke juridische plichtplegingen
een bedrijf met dezelfde omvang als tevoren overhoudt.
Dat bedrijf zal dan de rente moeten opbrengen welke
elke ruilverkaveling aan de bedrijven oplegt.
Degenen die met de ruilverkavelingswet werken, zeggen
hierop terecht dat de vergroting van de bedrijven nooit
de bedoeling is van de wet die immers van ruil van
grond uitgaat.
Er gaan wel een aantal boeren weg tijdens de verkave
ling, maar die grond heeft de staat (lees S.B.L.) hard
nodig om ook voor recreatie en bebossing voldoende
ruimte te houden. Zou men dat laatste niet doen dan
zouden de niet-agrarische critici er weer een argument
bij krijgen om de ruilverkavelingen om zeep te helpen.
De ruilverkavelingen hebben er in de loop van de tijd
steeds meer functies bijgekregen. Vorig jaar is ter gele-