15
toevertrouwde middelen
14%
9%%
76/2
bedrijfsresultaten
jard lager dan in 1970. Dat gold ook
voor de kredietverlening in rekening
courant, die toenam met 227 (377) mil
joen.
Door deze ontwikkeling beliep de groei
van de totale kredietverlening aan de
private sector ongeveer 1.820 (2.114)
miljoen of 14 (19) procent. Ultimo 1971
bereikte de kredietverlening daarmee een
bedrag van 14,8 (13,0) miljard.
Naar onderdelen van de organisaties kan
de groei van de kredietverlening als
volgt worden verdeeld: Raiffeisenbanken
864 (941) miljoen, Boerenleenbanken
625 (658) miljoen, Centrale Raiffeisen-
Bank 177 (150) miljoen, Centrale Boe
renleenbank 60 (229) miljoen, Raiffei-
senhypotheekbank 25 (12) miloen en
Boeren-Hypotheekbank 69 (124) mil
joen.
„Conjuncturele" besparingen
Het jaar 1971 werd gekenmerkt door een
in vergelijking met het voorgaande jaar
zeer sterke groei van de spaargelden.
Weliswaar dient men daarbij te bedenken
dat 1970 een relatief minder goed spaar-
jaar was, doch ook de groeicijfers van
het toch bijzonder gunstige 1969 werden
in het verslagjaar aanzienlijk overtrof
fen.
Enigermate is daarbij de verhoging van
de B.T.W.-tarieven, die eind 1970 tot
anticipatie-inkopen leidde, van invloed
geweest. Een factor van meer belang
was echter de algemeen heersende onze
kerheid ten aanzien van de sociaal-eco
nomische ontwikkeling in de nabije toe
komst.
Ook in het verleden kon geconstateerd
worden dat in tijden van onzekerheid de
spaarzin tijdelijk wordt aangewakkerd.
Toevertrouwde middelen
toeneming in 1971
spaargelden 76'/2 (275
privé-rekeningen 14 °/o 51
overige
rek.-courant-gelden 9'/2 °/o 34
De hoogte van de spaargeldrente ten
opzichte van andere beleggingsmogelijk
heden en het minder goede beursklimaat
hebben eveneens bevorderend gewerkt
op de besparingen bij de spaarinstellin-
gen.
Het inlegoverschot op spaarrekeningen
exclusief bijgeschreven rente beliep in het
verslagjaar bij onze organisaties ƒ1.636
(1.016) miljoen, waarvan 1.004 (628) mil
joen bij Raiffeisenbanken en. 632 (388)
miljoen bij Boerenleenbanken.
Samenhangend met de spaardoeleinden
in 1971, kwam het overgrote deel van de
extra groei terecht op direct opvraagba
re rekeningen. De groei van de tegoeden
op de termijnspaarrekeningen was maar
weinig groter dan in 1972.
Naast de tegoeden op spaarrekeningen
moeten de tegoeden op bankdepositore
keningen en andere middelen op lange
termijn worden genoemd. De mutaties in
dit soort middelen zijn sterk aan schom
melingen onderhevig. Aangetrokken door
de hoge geldmarktrente en door de ster
ke behoefte aan langlopende middelen bij
de centrale instellingen namen deze mid
delen in 1970 uitzonderlijk sterk toe. In
het verslagjaar daarentegen vertoonden
zij een geringe daling.
Gestage groei
Bij de privérekeningen was de groei van
het aantal nieuwe rekeninghouders lager
dan in voorgaande jaren; een groot aan
tal potentiële rekeninghouders is inmid
dels „onder dak". Ook is er op dit
gebied sprake van een verscherpte con
currentie van de Postgiro. Niettemin
nam het aantal houders van dit soort
rekeningen in het afgelopen jaar nog toe
met 280.000 (350.000) tot 1,33 miljoen.
Mede als gevolg van de sterkere aanwas
van de saldi dan in 1970, steeg het
gemiddelde tegoed per privérekening van
950,- per eind 1970 tot 1.070,- per
eind 1971. Ook de tegoeden op rekenin
gen-courant van bedrijven namen, onder
invloed van de dalende investeringsani-
mo, sterker toe dan in het voorgaande
jaar.
leenbank 68 189) miljoen, Raif-
feisenhypotheekbank 25 (-) miljoen en
Boeren-Hypotheekbank ƒ11 (21) miljoen.
Uiteindelijk hadden de hiervoor beschre
ven ontwikkelingen tot gevolg, dat het
gezamenlijke balanstotaal steeg met
3.330 (2.970) miljoen of 16,5 (17,3) pro
cent tot 23,5 miljard. Tegenover de niet
ongunstige ontwikkeling van de rente- en
provisiemarge stond wederom een sterke
kostenstijging. De provisiebaten namen
sterk toe, vooral door de verhoogde
activiteiten op het gebied van verzekerin
gen en verkoop van reizen. De kosten
stijging werd vooral veroorzaakt door de
sterk gestegen loonkosten en door de
groei van het personeelsbestand met bij
na 2.200 (2.415) personen tot bijna
17.000 (14.770). Ook de verbetering van
de accommodaties en de uitbreiding van
het aantal vestigingen tot 3000 (2900)
ging met aanzienlijke kosten gepaard.
Met name bij de beide centrale banken
hebben bovendien de werkzaamheden ter
voorbereiding van de fusie tot extra
kosten geleid. Het uiteindelijke bedrijfs-
overschot zal, na voorziening voor belas
tingen, ongeveer gelijk zijn aan dat van
1970.
Meer dan in 1970
In totaal genomen beliep de aanwas van
toevertrouwde middelen in 1971 bijna
3 (2,5) miljard, waarmee het totaal per
eind 1971 op ƒ21 (18) miljard kwam. In
de beginstand uitgedrukt is dat een groei
van 16,5 (16,2) procent. De aanwas kwam
voor ƒ2310 (1610) miljoen tot stand op
spaarrekeningen, voor 30 380) mil
joen op depositorekeningen, voor
ƒ420 (319) miljoen op privérekeningen en
voor 280 (215) miljoen op overige reke
ningen-courant.
Gespecificeerd naar onderdelen van de
organisaties kan de groei als volgt wor
den verdeeld: Raiffeisenbanken 1.745
(1.353) miljoen, Boerenleenbanken 1.270
(929) miljoen. Centrale Raiffeisen-Bank
ƒ4 32) miljoen, Centrale Boeren-
OPBERGBANDEN
Zolang de voorraad strekt kunnen bij de
verkoopafdelingen van beide Centrale Ban
ken nog opbergbanden worden besteld
voor de Raiffeisenbode en De Boerenleen
bank.
Bij uw bestelling wordt u verzocht het be
stelnummer op te geven.
De Boerenleenbank - Bestelnummer formu
lier nr. 4635.
Raiffeisenbode - Bestelnummer 41026.
Aan de vervaardiging van een opbergband
voor dit nieuwe maandblad wordt thans
aandacht besteed. Wij zullen onze lezers
zo snel mogelijk op de hoogte brengen
van de bestelmogelijkheden.