1971 in
kort
bestek
14
kredietverlening
In dit artikel zal de gang van zaken bij onze beide organisaties als een
geheel worden beschreven. Alleen daar waar dit uitdrukkelijk wordt vermeld
hebben de gegevens op afzonderlijke onderdelen betrekking. De tussen
haakjes vermelde cijfers hebben betrekking op het jaar 1970. Omdat wij
voor wat de aangesloten banken betreft bij het samenstellen van dit artikel
nog slechts de beschikking hadden over gegevens van de eerste elf maanden,
dragen de gebruikte cijfers in het algemeen een voorlopig karakter. In de
vroegere afzonderlijke maandbladen werd in het jaaroverzicht ook de
monetair-economische ontwikkeling in het voorbije jaar behandeld; deze
beschouwing is thans reeds opgenomen in het financieel overzicht van ons
januarinummer.
Conjunctuurinvloed bij bedrijven
Zowel in het actieve als in het passieve
bedrijf van onze organisaties heeft de
zich in de loop van 1971 steeds duidelij
ker aftekenende verzwakking van de
conjunctuur een belangrijke rol ge
speeld.
In het actieve bedrijf lag de nominale
kredietvraag weliswaar maar weinig be
neden het niveau van 1970, maar er was
toch duidelijk sprake van een daling van
de investeringsanimo, zowel in de meeste
agrarische sectoren als daarbuiten. Naar
mate het jaar vorderde werd deze ont-
wikke ing steeds duidelijker.
Met name in de veredelingssectoren en
op de gemengde landbouwbedrijven
werd de conjunctuursinvloed nog ver
sterkt door de minder gunstige bedrijfs
resultaten in de afgelopen twee jaren.
Kon in 1970 reeds gesproken worden
van een afnemende groei van de krediet-
vraag van akker- en weidebouwbedrij-
ven, in het verslagjaar werd die tendens
door de conjuncturele ontwikkelingen
nog versterkt. Door de in het kader van
de financieringsregeling voor de aankoop
van zware stookolie verstrekte zoge
naamde oiievoorschotten, vertoonden de
verstrekte leningen aan tuinders nog een
toeneming.
Behoudens bij de bloementeeltbedrijven
was echter ook in de tuinbouw sprake
van een dalende geneigdheid tot investe
ren. De kredietvraag van de zijde van de
op plaatselijk niveau werkende land- en
tuinbouwcoöperaties was eveneens lager
dan in 1970.
Hoewel de conjunctuur zijn invloed ook
op het midden- en kleinbedrijf buiten de
agrarische sector niet gemist zal hebben,
lag daar de kredietvraag nog ongeveer
op hetzelfde niveau als in 1970.
Veel woningbouw
Vooral in de eerste helft van 1971 hebben
maatregelen in het kader van de beper
king van het lange kredietbedrijf de ver
strekkingen van nieuwe leningen aan par
ticulieren nog afgeremd. Desondanks la
gen de verstrekkingen van nieuwe lenin
gen in deze sector op een hoger niveau
dan iri het voorafgaande jaar. De voor
naamste oorzaak hiervoor wordt ge
vormd door de blijvend grote vraag naar
woningbouwleningen. Dit is mede een
gevolg van de aanpassing van de subsi
dieregeling voor de particuliere woning
bouw aan de sterk gestegen grond-,
bouw- en rentekosten. Nu een dergelijke
aanpassing ook voor 1972 heeft plaats
gevonden, mag ook voor het lopende
jaar op een grote vraag uit deze sector
worden gerekend, zeker nu in september
de voorwaarden voor dit soort leningen
zijn verlicht door de verlaging van het
aflossingspercentage.
De verstrekkingen van nieuwe persoonlij
ke leningen lagen maar weinig boven het
niveau van 1970. Ook daarbij heeft de
kredietbeperking een rol gespeeld.
Minder dan in 1970
In totaal werden er in het afgelopen jaar
door onze gezamenlijke organisaties
nieuwe vaste leningen verstrekt tot een
bedrag van 3,7 (3,6) miljard. Daarvan
kwam ongeveer 2,0 (1,9) miljard voor
rekening van de plaatselijke Raiffeisen-
banken en ongeveer ƒ1,3 (1,2) miljard
voor rekening van de plaatselijke Boe
renleenbanken.
Van het genoemde totaalbedrag ging
31 (35) procent naar de agrarische sec
tor, 19 (20) procent naar de middenstand
en de overige 50 (45) procent naar parti
culieren. Door de normale groei van de
aflossingen was de toeneming van het
uitstaande bedrag met 1,60(1,76) mil-
Verstrekkingen naar beroep in 1971
agrarische sector 31 °/o (112°)
niet-agrarische bedrijven 19 68
particulieren 50% (180°)