1
44
vervolg uit onze historie
Heuvel voor Nederland; de ontwerper en vervolmaker
van het boerenleenbankwezen, getuigde Pater van den
Eisen bij het graf van Van den Heuvel.
De naam J. Claessen, de promotor van de Boerenbond en
lid van de Limburgsche Raiffeisen-commissie.
Enkele van de vele, vele namen van hen die vanuit
„Utrecht" of vanuit „Eindhoven" richting gaven aan de
uitbouw van het Coöperatieve Landbouwcredietwezen.
We worden herinnerd aan de derde „Centrale"; de
Coöperatieve Landbouwbank te Alkmaar die nog tot
minstens 1923 heeft bestaan.
We vernemen van het serieuze denkbeeld om in overwe
ging te doen nemen, de gelden der Rijkspostspaarbank
dienstig te maken aan de bevordering van het landbouw-
crediet. We ontmoeten de activiteiten van de Boerenbon
den en weten opnieuw dat het „zuiden" en zeer duidelijk
Rooms-Katholieke image heeft.
En naast de oude „Utrechtse" banken (Wognum, Uit
hoorn, Berkhout, Netterden, Giesbeek, Didam) verschij
nen de namen van de oudste „Eindhovense" (Schijndel,
Swalmen, Heeze, Geldrop, Meyel, Schinnen).
Wat moet het plezierig zijn de oudste archivalia te mogen
inzien. Want ook de grootste legpuzzle bestaat uit kleine
onderdeeltjes.
We lezen van de moeizame worstelingen in ons gehele
kostbare Nederland om, middels georganiseerde finan
ciële hulp de ploeterende en verarmde boerenstand uit het
moeras te helpen. Alle aspecten, goede en minder goede,
van de menselijke karakters komen aan het daglicht maar
Plechtige mannen en één meisje.
tóch, hoe wonderlijk dit ook schijnt, strevend naar één
doel. Des te meer verbaast het, dat zoveel pogingen
werden gedaan om toch maar duidelijk te maken waarom
zo nodig beide Centrales naast - en helaas soms
tegenover - elkaar moesten bestaan.
Foto's van plechtige mannen in geklede jas en hoge hoed
of - speels - in lichte broek en met strohoed plus
wandelstok. Foto's van bestuurders en beheerderen van
gebouwen en werkruimten, zoals van het Bestuur in 1923
en van het personeel (waaronder één meisje en waardoor
men „Utrecht" zonder meisje - Ocherm! - jaaaren vooruit
was!
En in de vergaderzaal van 1923 staat heel duidelijk op de
schoorsteenmantel het gebod: „Ora et Labora" en op de
hoofdafdeling Administratie beschikt men over verrukke
lijk hoge lessenaars waaraan men kan zitten of staan te
werken (een nergens meer aanwezige heerlijkheid).
Soms werd „Eindhoven" ten voorbeeld gesteld aan
„Utrecht" en soms was het omgekeerde het geval en dat
min of meer ondergrondse contacten bestonden is,
tussen de regels door, te lezen in de officiële (al dan
niet stenografische) verslagen van de Algemene Vergade
ringen, want ook in twistende families komen vriend
schapsbanden voor (zoals tussen de Utrechtse middel
eeuwse „huizen" Drakenburgh en Oudaen) en in de
praktijk deed en doet het er weinig toe of men zich
baseert op specifiek christelijke dan wel op christelijk-
humanistische of gewoon barmhartige beginselen.
Er is veel kostbare tijd verloren gegaan en energie