36
vraag en antwoord
sterveling dat de voorraden niet van de hotelbaas zijn.
Alleen de akte toont een en ander aan, doch niemand
hoeft deze akte te kennen.
Bovendien kan men zich afvragen of deze eigendoms
overdracht wel geldig is. Immers de hotelhouder doet wel
op papier alsof de bank eigenares is doch feitelijk houdt
hij alle voorraden in zijn hotel, hij mag ze ook gebruiken
als hij maar zorgt voor aanvulling; de aangevulde
voorraden vallen zoals we zagen immers ook in zeker
heidseigendom toe aan de bank zodra de hotelier ze
verkregen heeft. In een procedure is daarom, in 1929 al,
gesteld dat deze vorm van eigendomsoverdracht in feite
ontduiking was van de wettelijke regels van het pand
recht, en daarom nietig. Maar deze vlieger is niet
opgegaan: de Hoge Raad was van mening dat er geen
pandrecht werd gevestigd en er dus ook geen ontduiking
van de regels voor pandrecht kon zijn. Formeel is het
inderdaad eigendomsoverdracht en geen verpanding,
maar naar de inhoud beogen partijen veel meer een pand
te vestigen, zodat het geen wonder was dat de uitspraak
van de Hoge Raad nogal kritiek kreeg.
Maar laten we nu eens aannemen dat onze hotelhouder
de nieuwe voorraaden niet contant betaalt en zijn leveran
cier zich de eigendom van deze voorraden voorbehoudt
totdat hij betaald is. Wie gaat dan voor: de leverancier,
die zich de eigendom heeft voorbehouden, of de bank die
zich beroept op de akte, dat ook toekomstige voorraden
van haar zijn zodra de hotelier ze heeft verkregen.
Ook over dit probleem moest de Hoge Raad een oordeel
vellen en wel in 1953. Het oordeel luidde dat eigendoms
overdracht door middel van het houden van een zaak
voor een ander wel mogelijk is, maar dat deze wijze van
overdracht, die toch voor derden ongemerkt geschiedt
niet past als de belangen van derden er rechtstreeks bij
zijn betrokken. Met andere woorden, wil de hotelier zijn
leverancier beetnemen, dan kan hij dit niet door de
bovengeschetste levering op papier, door eigendoms
overdracht tot zekerheid, maar zal hij de betreffende
voorraden ook daadwerkelijk aan de bank moeten over
dragen. Let hier echter wel op: de bank moet te goeder
trouw zijn. Zou de bank van het eigendomsvoorbehoud
weten, dan kan ook op de daadwerkelijke overdracht
geen beroep worden gedaan, maar dient het eigendoms
recht van de leverancier erkend te worden.
Intussen was men er nog niet helemaal uit, want wie zijn
nu precies de derden wier belangen door deze „stille"
eigendomsoverdracht niet geschaad mogen worden? Zijn
dat alleen zij, die evenals de leverancier een ouder
eigendomsrecht op de betreffende zaken hebben, of zijn
dat allen die er belang bij hebben dat de voorraden niet
van eigenaar veranderen, zoals de schuldeisers van de
hotelier, die bijvoorbeeld beslag zouden kunnen leggen
op de voorraden, als ze geen eigendom van de bank
zouden zijn.
Tot op heden is het wachten op een duidelijk antwoord.
Wel werd in 1970 een straaltje licht op de zaak
geworpen: niet alleen de leverancier die eigendomsvoor
behoud heeft gemaakt, maar ook de leverancier die
gebruik maakt van zijn recht om een niet betaalde
geleverde zaak binnen 30 dagen terug te eisen, wordt
door de bedoelde eigendomsoverdracht tot zekerheid niet
geschaad.
Wellicht zullen nog meer arresten van de Hoge Raad
volgen die ieder meer of minder van invloed zullen zijn
op de waarde en de gevolgen van de zekerheidseigen
dom in de praktijk. Maar ook zonder nadere arresten zal
in de hopelijk niet al te verre toekomst, meer duidelijk
heid komen. Het ontwerp van het Nieuwe Burgerlijk
Wetboek, waarvan het eerste boek in 1970 in werking is
getreden, maakt korte metten met de zekerheidseigendom
en vervangt het door een nieuw begrip: het bezitloos
pandrecht. Laten wij hopen dat dit instituut in de praktijk
eveneens tegemoet zal komen aan de behoefte om
financiers afgepaste zekerheidsrechten te geven op roe
rende zaken van hun cliënten. De zekerheidseigendom,
die in de huidige wet niet voorkomt, heeft zich in de
praktijk tot een bruikbaar instrument ontwikkeld. Afgaan
de op de ervaringen hiermee zou door een wettelijke
regeling een nog beter te hanteren bezitloos pandrecht te
realiseren moeten zijn.