vraag
en antwoord
35
de leden van de redactieraad
mr. p. j. I. m. bartholomeus
toespraak op, dat de Hoofddirectie grote waarde hecht
aan het werk van de Redactieraad. Het nieuwe blad gaat
verschijnen in een jaar dat van doorslaggevende betekenis
gaat worden voor de beide organisaties. Het blad prelu
deert duidelijk op de fusie, die op de beide Algemene
Vergaderingen aan de orde zal komen.
Het nieuwe blad zal daarbij de geest moeten blijven spre
ken, die ook uit de oude bladen sprak en er zal ruimte in
moeten zijn voor verschillende meningen. Dat zou bijvoor
beeld kunnen door aandacht te besteden aan een rubriek
„ingezonden", waarin de lezers hun mening kunnen zeg
gen over belangrijke problemen.
De heer Verhage zegde de steun van de Hoofddirectie
toe voor het zijns inziens belangrijke werk van de
Redactieraad en besloot ermede waardering uit te spre
ken voor al het werk dat door de redacties van
De Boerenleenbank en Raiffeisenbode was verricht.
De Redactieraad bestaat uit de heren W. Bakker, mr.
P. J. L. M. Bartholomeus, F. H. J. Boons, P. Th. M. Bos
houwers ec. bcc., drs. P. E. A. M. van Campen, drs.
J. L. A. M. Coenen, drs. F. J. van Doorn, drs. J. G. A.
Dorresteijn, drs. R. R. Freeman, drs. H. M. Haks, D. Hoge-
weg, mr. B. J. Karsdorp, mr. H. J. A. E. M. Klarenbeek,
W. Louwerse, mr. V. J. Nolet, F. Y. M. Schut, B. Varekamp,
drs. G M. J. H. Vos, H. L. Vroege.
Bij de start van deze rubriek „Vraag en antwoord" doen
wij een poging om in slechts enkele ruwe lijnen de
ontwikkeling te tekenen van de zogenaamde zekerheids
eigendom, een instituut door de praktijk uitgevonden en
ontwikkeld. Ook de rechtspraak heeft zich vaak over
deze vorm van zekerheid gebogen en de ontwikkeling
beïnvloed. Toch geeft de zekerheidseigendom nog vrijwel
dagelijks aanleiding tot moeilijkheden, ondanks het feit
dat deze vorm van zekerheid al bijna evenlang en
misschien zelfs nog langer wordt gehanteerd, als de
beide voorlopers van dit nieuwe maandblad hebben
bestaan.
Laten wij ons ter wille van de duidelijkheid tot een
voorbeeld beperken. Een hotelhouder leent geld om
nieuwe voorraden aan te schaffen. Hij geeft de bank de
voorraden in eigendom tot zekerheid voor de nakoming
van zijn verplichtingen. De eigendomsoverdracht speelt
zich alleen op papier af: de hotelhouder doet niets
anders dan een akte tekenen, die inhoudt dat hij de
voorraden die hij op dat moment heeft aan de bank
overdraagt en ze voortaan voor de bank onder zich
houdt en tevens, dat hij ook de voorraden die hij in de
toekomst zal verkrijgen aan de bank zal overgedragen
zodra hij ze heeft. Deze laatste overdracht vindt dus pas
plaats op het moment dat de nieuwe voorraden zijn
verworven.
En de manier waarop deze nieuwe eigendomsoverdracht
plaats vindt lijkt te simpel om waar te zijn maar is toch
een echte overdracht: louter doordat onze hotelhouder in
het verleden heeft verklaard dat hij ook de toekomstige
voorraden zal overdragen door ze voor de bank te gaan
houden zodra hij ze heeft verkregen, gaan deze zaken in
eigendom over op het moment van verkrijging door de
hotelhouder.
We raken hier een van de redenen waarom nogal wat
bezwaren zijn gerezen tegen deze vorm van zekerheid.
Afgezien toch van de hotelier en de bank weet geen