kapitaalmarkt 17 Amerikaanse dollar besloot Nederland op 10 mei, naar Duits voorbeeld, de koers van de gulden te laten zweven. Na enkele weken reeds bleek, dat ook deze maatregel niet bij machte was, het in overvloedige mate Nederland binnengestroomde kapitaal, te laten terugvloeien. De geldmarkt bleef zeer ruim en verder ingrijpen leek noodzakelijk. Met ingang van 1 juni 1971 werd door De Nederlandsche Bank medegedeeld dat het niet-ingezetenen niet meer was toegestaan hun convertibele guldensrekeningen te beleggen in binnenlands schatkistpapier of in guldens luidende bankaccepten. Begin juni begon de Agent van het Ministerie van Financiën en later in de maand ook De Nederlandsche Bank de ruime geldmarkt af te romen door middel van plaatsing van zeer kortlopende schatkistpromessen. Door deze manipulaties werd het beeld van de geldmarkt volstrekt ondoorzichtig en de officiële call-rente fluctu eerde soms zeer aanzienlijk. Begin augustus nam de dollarspeculatie weer toe en op 15 augustus deelde de Amerikaanse president mee dat de externe convertibiliteit van de dollar was opgeheven. De reacties in de wereld waren chaotisch en vrijwel alle wisselmarkten werden gesloten. Eerst op 23 augustus werd weer officieel gehandeld. In de daarop volgende weken werden door de Neder landse overheid verdere maatregelen genomen om de buitenlandse kapitaaltoevloed te keren. (In de eerste helft van 1971 was alleen al via het obligatieverkeer meer dan 1,1 miljard gulden ons land binnengekomen). Op 26 augustus werd het promesse-disconto wederom verlaagd met een V2 tot 6%. De officiële verklaring hiervoor was, dat de verlaging werd doorgevoerd om „geldmarkttechnische redenen", (maar onvermijdelijk heeft een discontoverlaging tevens tot gevolg dat de kredietverlening aan de particuliere sector goedkoper wordt, hetgeen niet erg lijkt te passen in een beleid dat de nationale bestedingen wil terugdringen). Op 6 september werd het zogeheten obligatiecircuit ingesteld, gevolgd op 15 september door een verdere verlaging van het promesse-disconto tot 5'/2 De toelichting op deze laatste verlaging luidde: „Ter onder steuning van de maatregelen gericht op het tegengaan van toestroming van middelen uit het buitenland". In het internationale monetaire vlak bleef de speculatie tegen de dollar doorgaan en de opwaardering van de gulden beliep in de laatste maanden van het jaar ruim 9%. Begin december werd de verwachting van een kleine devaluatie van de dollar weer versterkt door de loop van besprekingen van de Groep van tien rijke landen te Rome. Op 19 december werd inderdaad besloten tot devaluatie van de dollar met circa 8,5% en tegelijkertijd tot een opwaardering van bijna alle andere valuta's in de vrije wereld. De weg naar een evenwichtiger situatie in het internationale geldverkeer lijkt nu vrijgemaakt. Ook de ontwikkeling op de obligatiemarkt is in het afgelopen jaar voor een belangrijk deel bepaald door de valutaire onrust in binnen- en buitenland. De enigszins wankel geworden positie van de dollar als sleutelvaluta, het pond sterling dat binnen niet al te lange termijn helemaal geen reservevaluta meer zal zijn en het toenemende aanzien van de Duitse mark en de Japanse yen, zijn bepalend geweest voor het niet meer goed functioneren van het internationale monetaire systeem, dat sinds 1945 van kracht is. Door de verstoring van de waardeverhoudingen tussen de belangrijkste valuta's onderling, ontstonden er onge wenste kapitaalbewegingen en wel voornamelijk naar landen met een sterke valuta. Zo kwam in 1970 voor meer dan 6 miljoen dollar hot money naar West-Duitsland. De import van kapitaal nam met name in Duitsland en Nederland tijdens de eerste week van mei zodanige vormen aan, dat besloten werd de valutamarkten enige dagen te sluiten. Een voorlopige oplossing werd gevon den door voor de Duitse mark en de gulden vanaf 10 mei de vaste pariteit met de dollar los te laten. Deze kapitaalimport doorkruiste in hoge mate het restrictieve monetaire beleid van De Nederlandsche Bank dat gericht was op het bedwingen van de inflatoire krachten. De dalende tendens in het renteniveau, waarvan in de John Connally, USA minister van Financiën, met Arthur Burns, voorzitter van het US Federal Reserve system.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raiffeisen Boerenleenbank' | 1972 | | pagina 19