financieel
overzicht
monetaire crisis
conjuncturele ontwikkeling
in nederland
15
Zeer waarschijnlijk zal het jaar 1971 de economische
geschiedschrijving ingaan als het jaar van de internatio
nale monetaire crisis. De Amerikaanse president heeft,
toen de monetaire onrust zijn hoogtepunt bereikte, de
inwisselbaarheid van dollars van de centrale banken
tegen goud opgeschort. Zodoende werden de „Articles
of agreement" van het I.M.F. die in zo belangrijke mate
hebben bijgedragen tot de expansieve uitbouw van de
internationale handel plotseling opgezegd. Ook in con
junctureel opzicht was 1971 een bewogen jaar: de
stagflatie, die gekenmerkt wordt door een combinatie van
stijgende prijzen met afnemende economische groei en
werkgelegenheid, heeft zich in volle gang voortgezet.
Schrale troost voor Nederland is het feit, dat die
ontwikkeling zich in alle geïndustrialiseerde landen voor
doet.
De afgelopen zeven jaar trad er gemiddeld één internatio
nale monetaire crisis per jaar op. Dankzij veelvuldig
toepassen van allerlei kunstgrepen, zijn de monetaire
autoriteiten erin geslaagd iedere keer weer de rust in
het monetaire huis te herstellen.
Zij konden echter niet voorkomen dat de internationa
le monetaire verhoudingen langzaam maar zeker scheef
getrokken werden.
De polarisatie tussen de crediteurlanden (Japan en Duits
land o.a.) en het debiteurland Amerika tekende zich in de
loop der jaren steeds duidelijker af. Ongetwijfeld zullen
de grote bedragen voor de Vietnampolitiek, de sterke
groei van de Eurodollarmarkt en de goedkoop-geld
politiek, die de V.S. met name in het jaar 1970 gevoerd
heeft, belangrijk hebben bijgedragen tot de internationale
monetaire crisis van het afgelopen jaar.
Van grotere importantie zijn twee grote onvolkomenheden
in het multilaterale betalingssysteem.
a. de opbouw van internationale liquiditeiten vond plaats
via de vergroting van de hoeveelheid dollars die
afkomstig waren van Amerikaanse betalingsbalans
tekorten, oftewel het internationale betalingssysteem
rustte op een nationale onevenwichtigheid.
b. de autoriteit van het I.M.F. om deficit of overschot-
landen te dwingen te devalueren, respectievelijk reva
lueren schoot te kort. Hierdoor kunnen landen met een
voordelige wisselkoers gedurende een te lange periode
het multilaterale evenwicht verstoren.
De aanleiding tot de monetaire crisis vormden de
publikatie van een vijftal Duitse conjunctuurinstituten, die
stelden dat de DM zwevend moest worden, om het
overschot op de betalingsbalans te doen verdwijnen en
de verklaring van president Nixon om de inwisselbaar
heid van de dollars tegen goud op te schorten. Dat men
in Washington ook overging tot de introductie van een
extra invoerheffing van ten hoogste 10% toont wel aan
hoe lichtvaardig grote mogendheden internationale spel
regels in tijden van conflictsituaties, waarin die regels
juist opgevolgd dienen te worden, negeren.
Medio december werd de crisis in het internationale geld
stelsel in eèrste instantie bezworen. De tien rijkste landen
ter wereld bereikten toen een akkoord met betrekking tot
nieuwe vaste wisselkoersen.
De Amerikaanse dollar werd, ten gunste van het goud,
8,57% lager gewaardeerd, terwijl de Gulden en de Duitse
mark resp. 2,76% en 4,61 in waarde vermeerderd wer
den. Een tweetal belangrijke valuta's - de Franse franc
en het Britse pond - bleven t.o.v. hun goudpariteit onver
anderd. Van Amerikaanse zijde werd verklaard dat de z.g.
10% invoerheffing en de investeringsaftrek kwamen te
vervallen.
Op de lange termijn zal gezocht moeten worden naar een
te allen tijde functionerend internationaal betalings
systeem. De rol van de dollar als internationale reserve
valuta zal moeten afnemen, wil men niet in de oude fout
vervallen. Deze rol zal in de toekomst hoogstwaarschijn
lijk voor de „Special Drawing Rights" - het zogenaamde
papiergoud - weggelegd zijn, alhoewel voor een goed
functioneren van deze nieuwe „sleutelvaluta" het I.M.F.
als een soort „centrale bank voor de centrale banken"
moet optreden. Het is zeer de vraag of alle leden-landen
van het I.M.F. zich naar deze supra-nationale bank zullen
schikken.
Nederland bezat het afgelopen jaar de twijfelachtige eer
een tweede plaats na Engeland te behalen in de West-
europese inflatiewedloop.
Reeds in oktober werd het voor 1971 verwachte cijfer
van 6%-stijging der consumptieprijzen bereikt. Het valt
voorshands niet te verwachten dat dit cijfer in belangrijke
mate terug zal lopen.
Te denken valt hierbij aan de sterk toenemende kosten,
die de bestrijding van de milieuverontreiniging vraagt,
welke grotendeels in de prijzen doorberekend zullen
worden. Bovendien kunnen de loonstijgingen in de dien
stensector, die de laatste jaren nogal wat arbeidskrach
ten aangetrokken heeft, niet gemakkelijk door produktivi-
teitsstijgingen opgevangen worden.
Behalve de tendens van aanhoudende kosteninflatie en
dalende economische groei heeft zich ook het verschijnsel
„winsterosie" voorgedaan. Deze drie indicatoren voor het
economische klimaat hebben vele ondernemers doen
besluiten de investeringen af te remmen of uit te stellen.
Daarentegen werken de omvangrijke structurele investe
ringen - met name in de petrochemische industrie -
compenserend op de daling in de conjuncturele investe
ringen. Helaas impliceert de eerdergenoemde ontwikke
ling dat het herstel van het economische leven wel enige