I
van de grensbelemmeringen van de vijf andere
E.E.G.-landen zou ons land ruimte moeten geven
om de toenemende produktie af te zetten. Die vrij
heid van handelsverkeer kon echter voor de meeste
produkten niet gerealiseerd worden voordat er een
uniform markt- en prijsbeleid ontworpen was. Dat
gebeurde in de periode dat de heer Marijnen als
landbouwminister optrad. De ministers van Land
bouw van de E.E.G. maakten toen kennis met de
Brusselse marathons: uitputtende nachtvergaderin
gen die nodig bleken om regelingen uit te werken,
waarvan ieder land een voordeel kon verwachten.
Voor de Nederlandse landbouw was dit een pe
riode, waarin een zekere kater over de E.E.G. ont
stond omdat het allemaal niet zo mooi bleek te zijn
als velen het zich voorstelden. Het harde werken
van ministers en ambtenaren in Brussel zou eerst
later vruchten afwerpen en intussen bleef er in Ne
derland een prijsklimaat dat de agrariërs steeds
minder ruimte bood.
In de periode van minister Biesheuvel begon het
E.E.G.-systeem van de geleidelijke vrijmaking van
het agrar sche handelsverkeer te werken. Telken
male kon de noodzaak van prijstoenadering in de
E.E.G. als argument dienen om in ons land een prijs
verhoging te bereiken.
In feite is na minister Marijnen de periode afge
sloten dat het nationale parlement nog over de
landbouwprijzen kon beslissen. Ons land verloor in
die tijd ook zijn status van een land met lage lonen
en prijzen (basis voor onze export en economische
groei) en paste zich aan bij de rest van Europa. Dat
gold ook voor de Nederlandse landbouwprijzen, die
via het mechanisme van de prijstoenadering geleide
lijk op het hogere Europese niveau kwamen. Uit
eindelijk betekende dit voor de agrarische bedrij
ven niet alleen prijsstijgingen voor de verkochte
produkten, maar ook toenemende kosten. Toch
kwam de Nederlandse landbouw over het geheel
genomen in een betere positie, omdat de afzetmoge
lijkheden toenamen.
ONTWIKKELING EN SANERING
In de nationale politiek was door minister Ma
rijnen in het laatste jaar van zijn bewind een nieuw
instrument aan de landbouwpolitiek toegevoegd:
het ontwikkelings- en saneringsfonds. Het accent
lag, toen dit fonds onder minister Biesheuvel in
actie kwam, op de sanering, d.w.z. een pensionering
van oudere agrariërs. Een stuk sociaal landbouw
beleid, waarvoor de verantwoordelijkheid gedragen
werd door de georganiseerde landbouw en rege
ring te zamen en dat een politieke impuls kreeg door
de groeiende onrust in de overgang van nationaal
beleid naar E.E.G.-beleid in periode-Marijnen.
Toen minister Lardinois het roer van de heer
Biesheuvel overnam, leek het erop dat in de E.E.G.
voor ons land de muziek eruit was. Het gemeen
schappelijke prijspeil werd gerealiseerd, het vrije
handelsverkeer ook. De overschotten binnen de
E.E.G. belemmerden het prijsbeleid als één van de
peilers van het inkomensbeleid in de landbouw: er
was sprake van een bevriezing van de „landbouw
politieke" prijzen.
De politieke wil in de E.E.G. om door te gaan met
de harmonisatie van het landbouwbeleid bleek niet
aanwezig te zijn om er ook de steunmaatregelen en