ging de Effectenbeurs eerst op 9 februari 1915 weer
open.
Inmiddels was een groter garantie-syndicaat op
gezet, welks belangen behartigd werden door de
Vereeniging voor den Geldhandel. Aanvragen om
ondersteunende kredieten werden door het Bestuur
van deze vereniging beoordeeld en met een pre
advies aan De Nederlandsche Bank toegezonden.
Voorts werd een organisatie gesticht voor het
middenstandskrediet. Met medewerking van eerder
vermelde „Vereeniging voor den Geldhandel" en
De Nederlandsche Bank werd opgericht de Alge
mene Nederlandsche Centrale Middenstands Cre-
dietbank. Getracht werd een overkoepelende orga
nisatie te vormen voor de bestaande organisaties
voor middenstandskrediet.
De sluiting van de Effectenbeurs op 29 juli bleek
een heel belangrijke consequentie te hebben. Het
bleek onmogelijk te zijn de op de beurs gesloten
prolongatieleningen op te zeggen en dit betrof een
aanzienlijk bedrag. Het totale bedrag aan ter
beurze lopende contracten werd door deskundigen
op 460 miljoen becijferd. Om de geldgevers (waar
onder coöperatieve verenigingen en spaarbanken)
weer aan contant geld te helpen, werd ook hier door
De Nederlandsche Bank hulp geboden door middel
van voorschotverlening.
Hevige kritiek ondervond het rentebeleid. Het
was met name de „Vereeniging voor den Effecten
handel" die een voorstander was van een hoog
renteniveau en wel „teneinde het publiek, dat over
al doende was om zijn geld naar huis te halen en op
te bergen, door eene hooge rente te bewegen dit
geld wederom in den omloop te brengen."
De Vereeniging besloot de prolongatierente op
2 boven de bankrente voor voorschotten in reke
ning-courant te stellen, hetgeen een prolongatie
rente van 9 betekende plus 1 pro mille per maand
provisie.
Het gevolg was dat de rente voor veel geldnemers
op ruim 10 per jaar kwam.
De Nederlandsche Bank kreeg alom het verwijt te
horen dat zij de oorzaak van een en ander zou zijn.
In haar jaarverslag doet de Bank dan ook alle moeite
om aan te geven dat de koppeling van de prolon
gatierente aan de Bankrente niet van haar afkom
stig was.
Bovendien wijst de Bank erop dat de Nederlandse
bankrente in het internationaal vergelijk niet buiten
sporig hoog was.
Interessant is de opmerking dat een te lage rente
voet tot onttrekking van middelen naar het buiten
land aanleiding zou kunnen hebben gegeven.
Bij herhaling heeft De Nederlandsche Bank be
zwaar gemaakt tegen het koppelen van de prolon
gatierente aan haar rente. In februari 1915 werd dit
verband losgelaten en eind maart werd de door de
regering bepaalde prolongatierente op 51/2 ge
bracht.
Voor wat betreft het kapitaalmarktgebeuren was
de uitgifte van een 5 Staatslening van groot be
lang. Deze lening was 275 miljoen groot maar er
werd voor meer dan ƒ410 miljoen ingeschreven. Een
belangrijke ondersteuning hiervoor werd overigens
gegeven door de maatregel die belening van deze
fondsen vergemakkelijkte. Bij belening eiste De
Nederlandsche Bank slechts een surplus van 5
Naarmate het jaar 1915 verder voortschreed nam
de goudvoorraad van de Bank verder toe. Het feit
dat de Nederlandse gulden een belangrijke agio
deed, had tot gevolg dat veel geld naar Nederland
stroomde, hetgeen leidde tot een sterke verruiming
van de geldmarkt. De rente voor het particulier dis
conto en tijdelijk ook voor prolongaties ging omlaag.
De uitzettingen van De Nederlandsche Bank liepen
terug.
Ook al waren er talrijke moeilijkheden op het va
lutafront, ook al werd de Nederlander geconfron
teerd met een dalend reëel inkomen en hogere las
ten, verbonden aan de handhaving van de neutrali
teit, het jaar 1915 had monetair gezien een duidelijk
rustiger verloop dan zijn voorganger.
525