genen die in de landbouw werken was dat een hard
gelag. Deze periode is inmiddels weer voorbij door
het verdwijnen van de overschotten en veel voor
lichting over de landbouw.
In Brussel is dr. Mansholt overigens nog niet
veel verder kunnen komen met het structuurbeleid,
vooral ook door de grote moeilijkheden buiten de
agrarische sector. De heer Mansholt (en zijn op
volger) zullen nog vele voetangels en klemmen ont
moeten, voordat het E.E.G.-landbouwbeleid weer
verder kan gaan.
Het is natuurlijk eigenlijk niet verantwoord om,
met zulke summiere notities als hierboven is ge
beurd, een tienjarige periode weer te geven. En ook
moet bedacht worden, dat het bij de landbouwpoli
tiek slechts om het topje van de ijsberg gaat, wan
neer men spreekt over de ontwikkelingen in de
land- en tuinbouw. Men kan naar de cijfers kijken
en zien dat in 1960 nog 10,5% van de beroepsbe
volking in de landbouw werkzaam was en nu onge
veer nog 7 de sterke veranderingen in bedrijfs
voering die op velerlei wijzen uit de statistieken te
voorschijn komen. Ook kan op de sterke concen
tratie van de afzet worden gewezen, een concen
tratie die nog steeds doorgaat; de grotere samen
werking tussen de landbouworganisaties, vooral in
het sociaal-economisch beleid; de crisis welke het
Landbouwschap na „Hollandsche Veld" doormaak
te en het geleidelijk teruggewonnen vertrouwen.
Kortom: er is nog veel meer nodig voordat men de
agrarische geschiedenis van de laatste tien jaar ge
schreven kan achten. Maar dat is dan ook niet de
bedoeling geweest van dit laatste landbouwcom-
mentaar in de Raiffeisenbode.
Minister van
Landbouw en Visserij
Ambtsperiode
13-10-1956— 1- 1-1958
1- 1-1958—11- 1-1958
11- 1-1958—22-12-1958
Kabinet
Dr. S. L. Mansholt
Ir. C. Staf a.i.
Dr. ir. A. Vondeling
Mr. V. G. M. Marijnen
Mr. B. W. Biesheuvel
De Quay
Marijnen
Mr. B. W. Biesheuvel
Mr. B. W. Biesheuvel
Zijlstra
De Jong
Biesheuvel
Ir. P. J. Lardinois
Ir. P. J. Lardinois
508