die bij de opening van de uiterst belangwekkende
jaarvergadering van deze organisatie, wees op de
dreigende verstoringen.
Reeds eerder hadden de Europese Commissie
en de ministerraad van de Europese Gemeen
schappen over de voor de E.E.G. te verwachten ge
volgen uitspraken gedaan. De Amerikaanse in
voertoeslag zal naar verwacht 87 van de E.E.G.-
export treffen. De groei van de Euromarkt-export
zal naar verwacht tot de helft, dat is 4 geredu
ceerd worden. Met name worden de autoindustrie,
de ijzer- en staalindustrie, de textiel, schoeisel-
bedrijven alsmede de chemische industrie ge
noemd. De handelsopbrengsten van de E.E.G. zul
len naar verwacht met 7 miljard gulden per jaar
teruglopen. De reeds waar te nemen conjuncturele
inzinking zal hierdoor, naar de Europese Commis
sie stelt, aanzienlijk versneld worden.
Het is duidelijk dat de V.S. hun wil opleggen
aan de rest van de wereld; zij doen dit ten einde
de partners in het internationale handels- en be
talingsverkeer te dwingen hun, volgens Ameri
kaanse inzichten ondergewaardeerde valuta, met
behoorlijke percentages op te waarderen. De ver
hoging van de invoerrechten zou daarbij een
stok achter de deur betekenen en van tijdelijke
aard zijn. Het wordt echter steeds duidelijker dat
men de tijdelijk verhoogde invoerrechten gebruikt
als wapen tegen de importbelemmerende maat
regelen zoals deze in andere landen worden toe
gepast.
Oorzaak voor dit felle optreden van de V.S. zijn
de aanhoudende tekorten op de handelsbalans,
welke zich voor een deel in 1968 hebben voorge
daan.
Zo liet de handelsbalans in engere zin gedu
rende de afgelopen jaren een tekort zien van ge
middeld 2 miljard. Dit tekort werd weliswaar ge
compenseerd door een overschot op de diensten
balans van gemiddeld ca. 4 miljard, maar het uit
beide groepen transacties resulterende overschot
werd in de afgelopen jaren steeds verder opge
slokt door kapitaalexporten, maar nog meer door
transacties van overheidswege (militaire hulp e.d.).
Voor zover tekorten op de Amerikaanse beta
lingsbalans niet voortvloeien uit een versterkte
binnenlandse bestedingsneiging, de importen zou
den dit jaar met ruim 12% toenemen, ligt de oor
sprong voor aanzienlijke mate bij de overheids
besteding in het buitenland. Een meer gedifferen
tieerd beeld van de handels- en betalingsbalans
laat dus zien dat monetaire aanpassingen alleen
niet voldoende zullen zijn.
Voor zover door invoerbeperkende maatregelen
direct wordt ingegrepen ter verbetering van de
handelsbalans moet nog worden opgemerkt dat
niet de handel met de E.E.G.-landen, maar vooral
de handel met andere landen waaronder vooral
Canada in de afgelopen jaren groeiende tekorten
heeft laten zien. Het deficit in het handelsverkeer
met Canada werd in de periode 1968-1970 ruim
tweemaal zo groot 2,01 miljard).
Het tekort in de handel met Japan bedroeg 1,23
miljard tegen 1,1 miljard in 1968.
In de handel met de E.E.G. was er sprake van
een overschot ten gunste van de V.S. ter grootte
van 1,21 miljard in 1969 en van 1,81 miljard in
1970. Voor het lopende jaar zou het overschot naar
verwacht gehalveerd worden.
Van een fundamenteel tekort in het handelsver
keer met de E.E.G. is echter geen sprake.
Voor wat betreft de handel in agrarische pro-
dukten met de E.E.G. was er gedurende de afge
lopen 4 jaar een exportoverschot van gemiddeld
1,07 miljard. Voor 1971 wordt een exportover
schot van 1,32 miljard verwacht.
Zou de V.S. de op 15 augustus genomen maat
regelen willen gebruiken om de elders toegepaste
invoerrechten te verlagen dan zal men opnieuw
geconfronteerd worden met de uiterst moeilijke
problematiek van het vergelijken van eikaars in
voerrechten. Een vergelijk met de door de E.E.G.
op importen van industriële produkten en half
fabrikaten toegepaste invoerrechten leert dat deze
met gemiddeld 8,4 vrijwel gelijk zijn aan die
welke de V.S. toepast. Bovendien moet hieraan
worden toegevoegd dat de relatieve betekenis van
kwantitatieve restricties in de V.S. veel en veel
groter is dan in de E.E.G. Mogelijk zal een verge
lijk met Japan veel meer ten gunste van de V.S
uitvallen.
In ieder geval ligt een periode van moeizaam
onderhandelen in het verschiet, waarbij te hopen
valt dat de internationale handel niet al te zeer
geschaad zal worden door de impasse. Voor de
exporterende bedrijven vormen invoerrechten en
opwaardering van de valuta een bedreiging voor
de afzet. Nog benauwender wordt de situatie wan
neer men denkt aan de te verwachten kostenstij
gingen.
455