financieel overzicht van het budget) in 1977. Ook zal Engeland moeten gaan deelnamen aan de verschillende organen, zo als de Europese Investeringsbank 187,5 mil joen) en aan de Europese Kolen- en Staalgemeen schap. De offers die Engeland zal moeten brengen zijn niet gering. Hiervan wordt met name melding gemaakt in het door de regering gepubli ceerde witboek. Zo zal de man in de straat ge confronteerd worden met vrij sterk stijgende prij zen van consumptiegoederen. Volgens het white paper zullen de kosten van voedselimporten in 1973 met 5 miljoen oplopen. In de jaren 1977- 1978 zal het bedrag dat aan voedselimporten wordt besteed 50 miljoen hoger zijn. Tijdens de over gangsperiode wordt een extra druk op handels balans verwacht van 250 miljoen per jaar. Daar staat echter tegenover dat Engeland zal worden meegetrokken in de dynamische ontwikke ling die de E.E.G. gedurende haar bestaan heeft doorgemaakt. Zeker op de wat langere termijn zal Engeland van een vergrote markt kunnen profi teren, een markt waarop zij zich toch al in belangrijke mate gedurende de afgelopen jaren gericht had. Voor alle betrokken landen is sprake van een aanzienlijke vergroting van de potentiële markt, maar ook van een meer intensieve concur rentie waarvan de effecten op dit moment nog niet geheel te voorzien zijn. GELDMARKT In de tweede helft van oktober en begin novem ber stond de geldmarkt in het teken van de be lastingbetalingen. In deze periode worden altijd de voorlopige aanslagen vennootschapsbelasting betaald, wat gecombineerd met de loonbelasting en de B.T.W. resulteert in grote betalingen aan het Rijk. Hoewel er op dit moment nog geen exacte cijfers bekend zijn omtrent de grootte van de af drachten, is wel duidelijk dat er belangrijk meer belasting is betaald dan vorig jaar. De verklaring voor de hogere belastingafdrach ten moet o.i. gezocht worden in het feit, dat de afdrachten omzetbelasting (o.a. door inflatie) en loonbelasting (progressie) zijn toegenomen en dat de inningsprocedure voor de vennootschapsbelas ting belangrijk is versneld. De belastingafdrachten verkrapten de geldmarkt sterk. Dit was voor De Nederlandsche Bank aan leiding een geldmarktverruimende en daardoor prijsdrukkende politiek te voeren. Dit gebeurde op twee manieren: Voor één keer op 22 oktober werd de mogelijkheid geopend om verdisconteerbaar schat kistpapier aan de Bank over te dragen op '/2 beneden het wisseldisconto (normaal kan dit op het wisseldisconto worden verdisconteerd). Vervolgens werden de banken meerdere malen in staat gesteld niet-discontabel papier op aan trekkelijke tarieven aan de Bank te verkopen met de verplichting tot terugkoop, gedeeltelijk per 25 november en hoofdzakelijk per 15 november 1971. Met deze transacties zette De Nederlandsche Bank haar streven voort, dat tot doel heeft de geldmarkt ongeveer in evenwicht te houden. De Bank acht het ongewenst, dat er grote overschot ten of grote tekorten ontstaan. In de maanden juli, augustus en september werd immers de ruime geldmarkt afgeroomd door het telkens voor een korte periode verkopen van schatkistpapier, welke maatregelen nu in een krappe periode werden voortgezet door het (tijdelijk) kopen van schatkist papier. Ondanks deze verruimende factor bleef de markt krap. De gelegenheid tot verkoop van schatkist papier aan de Bank was groot genoeg, maar het te verkopen papier bleek niet in ruime mate vrij beschikbaar". Dit kan worden verklaard, doordat de belangrijkste bezitters van het schatkistpapier dat in omloop is (ruim 5 miljard) de banken zijn en enkele grote semi-overheidsinstellingen (o.a. de Sociale Verzekeringsbank en de Postcheque- en Girodienst). Er is tussen deze twee groepen een duidelijk verschil in het hanteren van het pa pier. De banken gebruiken het o.a. als liquiditeits reserve en om het voor opgenomen gelden in onderpand te geven. De tweede groep instellingen bezit het voornamelijk, hetzij direct, omdat statu tair een bepaald gedeelte van hun uitzettingen in schatkistpapier moet plaatsvinden, hetzij indirect, omdat een groot gedeelte van hun overige beleg gingen statutair) alleen mag plaatsvinden tegen onderpand van dit papier. Vooral hierdoor komt een belangrijk deel van het schatkistpapier wat door de banken gekocht is, indirect terecht bij de „grote rijksfondsen". Dit betekent, dat een groot deel van het papier dat in omloop is, praktisch in 487

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1971 | | pagina 32