anderzijds zijn deze landen de leveranciers van
landbouwprodukten. Met name de rol die Nieuw-
Zeeland speelt is belangrijk. Dit land levert jaar
lijks ca. 170.000 ton boter en 75.000 ton kaas.
Voor dit land is een speciale overgangsregeling
van 5 jaar geschapen.
Overigens moet opgemerkt worden dat het be
lang van diverse andere commonwealth-landen op
de Britse markt geleidelijk verminderd is. Belang
rijk is wel dat Engeland een aantal relatief arme
landen de mogelijkheid biedt tot preferenties bij
afzet van hun produkten. Het gaat hierbij met
name om de suiker welke onder meer uit het
Caraibische gebied komt.
Van de zijde van de E.E.G. is toegezegd, dat
één en ander via speciale overeenkomsten met
deze landen geregeld zal worden.
Vervolgens is er de functie van het Engelse
pond als internationale reservevaluta binnen de
Sterling-zone. De landen uit dit monetaire gebied
hielden medio 1971 tegoeden in Londen aan ter
waarde van 3,8 miljard, waarvan 1,4 miljard
ten behoeve van het financiële en handelsverkeer,
terwijl 2,4 miljard werd aangehouden door de
centrale banken als deel van hun reserves. De
rol van het pond als reservevaluta werd in de loop
van de achter ons liggende jaren sterk aangetast.
Een steunarrangement, in het kader van de samen
werking van de groep van 10 rijke landen, was
nodig om erger te voorkomen.
De in september 1968 door deze groep bij de
overeenkomst van Basel verschafte lening, be
tekende een belangrijke ondersteuning voor het
pond.
De Britse regering verplichtte zich van haar
kant een wisselkoersgarantie af te geven aan die
landen die officieel Sterlingreserves aanhielden,
voor zover deze pondentegoeden meer dan 10%
van de reserves van deze landen uit zouden
maken.
Dankzij de gevormde steunovereenkomst en de
wisselkoersgarantie stroomden aanzienlijke bedra
gen, die door de devaluatie van november 1967
waren onttrokken, weer naar Engeland terug.
Engeland zal in de nieuwe situatie moeten af
zien van de rol van emittent van sleutelvaluta.
Overigens is de betekenis van het pond-sterling
als reservevaluta geleidelijk geslonken; van de
totale wereldvalutareserve zou het pond thans ca.
7 uitmaken.
Zorgelijk blijft de schuldenlast van Engeland
welke afgezien van sterlingsaldi en kortlopende
schulden in centrale banken in partnerlanden, 3
miljard bedraagt. Dit betekent dat er jaarlijks voor
900 miljoen aan rente en aflossing betaald moet
worden, waarvoor voortdurend ruimte op de be
talingsbalans moet zijn. Het is zeker dat deze fi-
nancieel-monetaire problemen tot bijzonder ingrij
pende maatregelen aanleiding geven.
Een versterkte afbouw van deze schuldenlast is
een van de voorwaarden tot toetreding tot de
E.E.G.
Voor de eerder geschetste problemen dienen
adequate oplossingen gevonden te worden. Dit
betekent voor Engeland tal van aanpassingen en
het brengen van offers.
Zo zal het Verenigd Koninkrijk een jaarlijkse bij
drage aan het E.E.G.-budget moeten leveren, dat
zal oplopen van 120 miljoen in 1973 (dit is
8,64 van het budget) tot 300 miljoen (18,92
481