niet worden gesteld, dat het ontbreken van dwin
gende wetsbepalingen nadelig is geweest voor de
ontwikkeling van de coöperaties.
Voor de eigen vermogensvorming via reserve
ringen zijn bepalend de marktsituatie waarin de
coöperatie verkeert en de bedrijfspolitiek.
In verschillende landen, in het bijzonder in
Duitsland, zijn diepgaande discussies gevoerd
over de vraag of aan de leden een realiseerbaar
claimrecht op de reserves kan worden toegekend.
Wanneer de reserves als risicodragend vermogen
bij de coöperatie zouden kunnen blijven fungeren,
doch aan de leden naar rato van hun bijdrage aan
de reservevorming tegelijkertijd een verhandelbaar
recht op deelneming in deze reservefinanciering
zou kunnen worden toegekend, is er veel gewon
nen om de mogelijkheden van eigen vermogens
vorming bij coöperaties te verruimen.
Wanneer de tegoeden op leenrekening mede
kunnen worden aangewend ter dekking van ge
leden verliezen zoals bij voorbeeld in Italië en
ook in Nederland het geval is, zij het in laatst
genoemde land op voorwaarde dat het lid in het
betreffende verliesjaar transacties met de coöpe
ratie heeft verricht en zijn tegoed een adequate
omvang heeft dragen zij mede bij tot de kre
dietwaardigheid van de coöperatie, doch niet op
dezelfde duurzame wijze als de reserves.
In plaats van een versterking van de vermogens
positie treedt er een verzwakking op. Vandaar dat
de probleemstelling anders moet worden geformu
leerd, namelijk op de wijze zoals dat hierboven
werd gedaan: geen uitkeerbaar recht op de reser
ves, doch een verhandelbaar recht op deelneming
in de reserves, waarbij het in het reservefonds
gevormde vermogen ter beschikking van de coöpe
ratie blijft. De toekenning van een verhandelbaar
recht op deelneming in reserves brengt ons finan-
cierings-technisch eveneens uit de sfeer van de
eigenlijke reservevorming.
In sommige landen, waaronder Nederland, is
reservering de bron bij uitstek, omdat de financie
ring met aandelenkapitaal en/of inleggelden in de
meeste coöperatiesectoren weinig of geen bete
kenis heeft.
Ter afsluiting van de bespreking van het onder
werp reserves, willen wij nog wijzen op een ver
band tussen reserveringen en de leden-aansprake
lijkheid. Uit onderzoekingen in Nederland is geble
ken, dat bij coöperaties die de onbeperkte aan
sprakelijkheid van de leden kennen, in veel ge
vallen een matiger reserveringsbeleid wordt ge
voerd dan bij de coöperaties die een beperkte aan
sprakelijkheid kennen, het geval is.
Eigen vermogen van coöperaties
in van balanstotaal
met zonder
ledenrekening ledenrekening
Aan- en verkoop
coöperaties 11,5
Zuivelcoöperaties 5,9
Veilingcoöperaties 6,0
16,2
4,7
6,1
Bekend is ook dat het eigen vermogen bij de
Duitse coöperaties (exclusief kredietcoöperaties)
een veelvoud bedraagt van hetgeen als regel in
Nederland in open vorm uit de balansen blijkt.
Blijkens de publikatie van H. Seuster „Die fi-
nanzielle Situation der Genossenschaften" (Zeit-
schrift für das gesamte Genossenschaftswesen,
1970, Heft 4) beschikten de Duitse plaatselijke
agrarische coöperaties in 1968 gemiddeld over
een eigen vermogen van 34,7 van het balans
totaal. In 1950 bedroeg dit 36%. Bij de centrale
coöperaties bedroeg het eigen vermogen in beide
jaren respectievelijk 20,6% en 18,5%.
De matige reservevorming bij de coöperaties in
Nederland is door de financierende banken in het
verleden aanvaard, omdat zij vertrouwen konden
stellen in de kredietwaardigheid van de betref
fende coöperaties. Dit vertrouwen steunde mede
op de nauwgezette kredietcontrole. De banken
zijn ook steeds een belangrijke partner geweest
in het overleg over de regeling van de aansprake
lijkheid en van de economische band tussen
coöperatie en leden.
De ontwikkeling in de richting van concern
vorming noopt echter tot herziening van vroeger
ingenomen standpunten omtrent de kredietwaar-
digheidsopbouw van menige coöperatie.
DEELNEMING VAN LEDEN IN HET KAPITAAL
In vele landen is de vorming van een maat
schappelijk kapitaal bij de coöperaties wettelijk
voorgeschreven, waarbij de regeling van de ver
plichte deelneming in het kapitaal door de leden
gewoonlijk aan de statuten wordt overgelaten.
Als algemene trekken bij de aandelenfinancie-
ring komen naar voren:
443