cea-cica-conferentie aanspraken van de leden op uitkering van de on dernemingsresultaten via de prijsvaststelling van goederen en diensten, ligt echter ook de erken ning, dat de risico's van het ondernemend han delen niet langer uitsluitend via ditzelfde systeem van prijsvaststelling op de leden kunnen worden afgewenteld. De uitrusting van de coöperatie met een eigen risicodragend vermogen is het logische gevolg van deze erkenning. Als bron voor eigen vermogensvorming bij coöperaties kan in de derde plaats worden ge dacht aan „Beteiligungsfinanzierung" van buitenaf. RESERVEVORMING Bij de bestudering van de internationale litera tuur valt op, dat in de meeste landen door de wetgever voorschriften zijn gegeven omtrent een jaarlijkse dotatie uit het bedrijfsoverschot (Über- schusz/excédents) aan een verplicht te vormen reservefonds, zolang dit fonds niet een eveneens bij de wet bepaalde hoogte heeft bereikt. De reële betekenis van de eis van verplichte reservevorming staat of valt met de bereidheid en de mogelijkheid van de coöperatie om bij de jaarafsluiting een surplus te vormen. Eerst dan wanneer een surplus is gevormd, gaan de wette lijke voorschriften effect sorteren. Een hinderpaal voor de bereidheid tot reserve vorming ligt veelal ook in het fiscale vlak. De animo om onder die omstandigheden reserves bij de coöperatie te vormen, is dan uiterst gering. Uit een door de spreker ingesteld financierings- onderzoek bij diverse groepen coöperaties in Nederland is gebleken, dat de reserves in de pe riode 1962 tot 1967 relatief gedaald zijn, mede door de in die periode geldende fiscale bepalingen. In de landen waar verplichte reservevorming bestaat, is meestal ook bij de wet bepaald, dat de leden van de coöperatie dienen deel te nemen in het variabele maatschappelijk kapitaal. Om de stabiliteit in de financiering te bevorderen, wordt reservevorming als het aangewezen middel gezien. OVERZICHT VAN VERPLICHTINGEN TOT RE SERVEVORMING IN VERSCHILLENDE LANDEN België Tenzij de coöperatie de onbeperkte ledenaan sprakelijkheid kent dient jaarlijks minstens 5% van het bedrijfsoverschot te worden gereserveerd. Deze verplichting eindigt wanneer het reserve fonds een tiende van het maatschappelijk kapitaal bedraagt, ongeacht of dit is volgestort of niet vol gestort. Zwitserland Coöperaties met aandelenkapitaal moeten mini maal 5% van het bedrijfsoverschot jaarlijks re serveren, totdat het fonds een omvang heeft be reikt gelijk aan 20 van het aandelenkapitaal of als de statuten dat bepalen een hoger per centage. Zweden De coöperaties dienen zonder uitzondering min stens 5 van het bedrijfsoverschot te reserveren, totdat het fonds en het aandelenkapitaal tezamen een bedrag vormen dat óf gelijk is aan de schul den öf aan 4/10 van het balanstotaal. Frankrijk De landbouwcoöperaties zijn verplicht jaarlijks 10% van het bedrijfsoverschot op een wettelijke reserverekening te boeken (réserve légale). Als de réserve légale een omvang heeft bereikt die gelijk is aan het maatschappelijk kapitaal (ca- pital social) eindigt de verplichting. Italië Jaarlijks moet minstens 20 van het bedrijfs overschot aan de réserve légale worden toege voegd, zonder maximum. De verplichting geldt voor de gehele bestaansduur van de coöperatie. Bovendien is de coöperatie verplicht om naast de réserve légale een statutaire reserve aan te leg gen, waarvan de regels door de coöperatie zelf kunnen worden vastgesteld. Duitsland De wetgever spreekt zich hier niet uit over de minimum jaarlijkse dotatie, doch stelt als eis, dat in de statuten de verplichting tot reservevorming moet worden opgenomen en de inhoud van die verplichting daar ook nauwkeurig moet worden omschreven. In de praktijk heeft dit in veel geval len geleid tot de regel, dat een verplicht reserve fonds wordt nagestreefd ter grootte van 20 van het balanstotaal. Do grote diversiteit in de voorschriften beves tigt, dat er voor reservevorming moeilijk juridische maatstaven kunnen worden aangelegd. Ook kan

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1971 | | pagina 48