ra COMMISSIE VAN SOEST Medio april werden door de staatssecretaris van Financiën twee rapporten aan de Staten-Generaal gestuurd, te weten: het Rapport Commissie Van Soest en het rapport van de Commissie Van Fra- neker. Aan het laatstgenoemde rapport werd door ons reeds eerder aandacht besteed. De Commissie Van Soest dankte haar instelling aan het groeiende onbehagen bij groepen zelfstan digen ten aanzien van hun fiscale positie. Daarom besteedde de commissie bijzondere aandacht aan de fiscale behandeling van zelfstandigen en loon- trekkenden. Het gehele terrein van verschillen in fiscale be handeling overziende, kwam de commissie als be langrijkste verschilpunt voor, de wijze waarop loontrekkenden en zelfstandigen behandeld wor den bij de opbouw van hun oudedagsvoor zieningen. De welhaast schrijnende tenachterstelling van de zelfstandigen leidde tot het doen van bepaalde aanbevelingen. Een verruiming van faciliteiten met betrekking tot lijfrentepremieaftrek heeft volgens de commissie weinig zin, omdat de meeste onder nemers dit naar alle waarschijnlijkheid niet kunnen opbrengen. In 1966 maakte slechts 15,5% van de circa 600.000 zelfstandigen van deze lijfrentefacili teiten gebruik. De commissie was van oordeel dat deze en andere faciliteiten gericht op het vormen van be sparingen buiten de onderneming niet haalbaar zijn, gezien de enorme financieringsopgaaf, waar voor de meeste ondernemers zich gesteld zien. Uitgaande van de fiscale tenachterstelling en van de omstandigheid dat de gevormde reserves, ook die welke voor de oudedagsvooziening worden opgebouwd, ter financiering van het bedrijf moeten dienen, stelde de Commissie Van Soest voor de ondernemer in de gelegenheid te stellen fiscaal begunstigde reserveringen te verrichten uit dat deel van de winst dat meer bedraagt dan 10/7 van de ongehuwdenuitkering van de A.O.W. De winst minus de genoemde aftrek wordt vol gens de voorstellen in winstschijven (met als pla fond 150.000) verdeeld, waarvan bepaalde per centages fiscaal onbelast gereserveerd mogen wor den. Voor wat betreft de afwikkeling van de fiscale claim zijn enkele mogelijkheden voorgesteld waar onder de omzetting van de pensioenreserve in een recht op gelijkmatige periodieke uitkeringen (stam- recht), de afrekening over pensioenreserve in een aantal jaren op basis van de leeftijd van de onder nemer (fictief stamrecht), en onmiddellijke afreke ning over de pensioenreserve, desgewenst tegen het 20-40 tarief. Het Rapport Van Soest en de daarin vervatte voor stellen hebben in de middenstandsorganisaties bij zondere aandacht gekregen. De voorstellen geven gehoor aan een reeds lange tijd geuite wens tot verbetering van de sociale en financiële positie van de middenstander. Vanzelfsprekend zijn er enkele kanttekeningen te plaatsen bij de voorstellen. Zo is er volgens sommigen onvoldoende aandacht besteed aan de ondernemers met de zeer lage inkomens. Ook voorziet het rapport niet een inhaalmogelijkheid voor de oudere ondernemer. Voorts richten de voorstellen zich terecht op het opbouwen van reserves uitgaande van een peilvermogen. Volgens enkele critici wordt voorbijgegaan aan de kans dat eventuele verliezen op de reserves in mindering worden gebracht, hetgeen fiscale conse quenties tot gevolg zou hebben. Mogen er op de tailpunten verfijningen denkbaar zijn, het belang rijkste is, dat hier een uitermate belangwekkend voorstel op tafel ligt dat beoogt de middelgrote ondernemer fiscale faciliteiten te bieden ten be hoeve van zijn oudedagsvoorziening en de opbouw van het ondernemingsvermogen. Verheugend is ook, dat het voorstel onderwerp van gesprek was tussen de voorzitters van de drie centrale onder nemersorganisaties en de kabinetsformateur en een element vormde in het regeerakkoord, waarin gesproken werd over het rapport van de Commis sie Van Soest als uitgangspunt met (helaas) mati ging en variaties. HERNIEUWD PROTECTIONISME In een twintig minuten durende televisie-speech verraste president Nixon de wereld met een aantal bijzonder ingrijpende maatregelen, gericht op het indammen van de binnenlandse inflatie, verbetering 353

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1971 | | pagina 7