kroniek van de visserij visserij nog niet in de E.E.G. geïntegreerd. Pas in de herfst van dit jaar zullen E.E.G.-verordeningen in werking kunnen treden. De E.E.G. van de Zes is voor de Nederlandse visserij van groot belang: Nederland is het enige land met een uitvoerover- schot en wel van vissoorten die goed in de markt liggen. Door uitbreiding van de E.E.G. met Groot- Brittannië, Noorwegen, Denemarken en Ierland zal de concurrentie op de Westeuropese markt wor den verscherpt. De Nederlandse visserij zal zich dan door de samenstelling van haar uitvoerpakket kunnen handhaven, mits men zich bewust is van de kracht van de concurrerende landen. Een moeilijkheid voor de visserij in het algemeen is de overbevissing. De laatste jaren worden ech ter in toenemende mate in internationaal verband maatregelen genomen om overbevissing te voor komen. In de komende grotere E.E.G. zal over bevissing vermoedelijk makkelijker kunnen worden bestreden. STIJGENDE OPBRENGST De hoeveelheid aangevoerde vis, schaal- en schelpdieren is de laatste jaren iets gedaald, de opbrengst steeg daarentegen aanzienlijk. De totale opbrengst bedroeg in 1960 137 miljoen gulden en in 1970 281 miljoen gulden. Tot deze stijging heeft in het bijzonder de kleine zeevisserij met kotters van schipper-eigenaren bijgedragen. De aanvoer met kotters, waarvan tong het belangrijkste pro- dukt is, steeg van 39 miljoen gulden in 1960 tot 137 miljoen gulden in 1969 en 162 miljoen gulden in 1970. De garnalenvissers hadden in 1969 een moeilijk jaar, waardoor de opbrengst daalde van 16 miljoen gulden in 1968 tot 13 miljoen gulden in 1969. In 1970 trad een herstel op, waardoor de opbrengst in dat jaar 17 miljoen gulden bedroeg, zij het dat meer dan dertig vaartuigen, voornamelijk uit Har- lingen, uit bedrijf waren genomen. De Nederlandse visserij is een typisch export bedrijf: de opbrengst van de uitgevoerde vis over treft de opbrengst van de aanvoer. In 1960 stond tegenover een aanvoer van 137 miljoen gulden een uitvoerwaarde van 148 miljoen gulden. In 1970 bedroeg de opbrengst van de aanvoer 281 miljoen gulden en de waarde van de uitvoer 375 miljoen gulden. De belangrijkste uitvoerprodukten zijn tong, haring, garnalen en mosselen. GESTEGEN RENTABILITEIT VAN DE ZEEVISSERIJ In de jaren 1967 en '68 toonde de grote zee visserij der rederijen stagnatie. In de daaropvol gende jaren werden echter weer gunstiger resul taten bereikt als gevolg van een verbetering van de haringstand in het zuidelijke deel van de Noord zee. Voor de oudere zijtrawlers bleven de bedrijfs economische resultaten nog negatief, hoewel in de laatste jaren in mindere mate. Met moderne hek trawlers werden in 1969 en vooral in 1970 gunstige bedrijfsresultaten behaald. Door de slechte gang van zaken werden in 1969 en 1970 geen nieuwe trawlers gebouwd. Thans zijn er door de gunstige resultaten der laatste jaren een vijftal nieuwe hektrawlers in bestelling. De kleine zeevisserij heeft zich geleidelijk ont wikkeld tot de belangrijkste tak van de Neder landse visserij. In 1970 had de aanvoer van de kleine zeevisserij een waarde van ongeveer 60 van de totale waarde van de Nederlandse aanvoer. De kleine zeevisserij wordt uitgevoerd met kot ters, welke veelal eigendom zijn van de schipper. De bemanning van deze kotters vaart in het alge meen op maatschapscontract, dus niet in loon dienst. Volgens het maatschapscontract ontvangt elk lid van de bemanning een voor allen gelijk deel van de opbrengst van de aangevoerde vis (z.g. deelvisserij). De bemanning bestaat meestal uit vijf vissers, waaronder de schipper-eigenaar. Een moderne kotter, met navigatie- en visopspo- ringsapparatuur kost thans ruim een miljoen gul den. De aanschaffing ervan geeft dan ook vele financiële problemen voor de schipper-eigenaar. Tot nog toe is men er in geslaagd de begeerde kotters te financieren en de financiële verplich tingen na te komen. Het voornaamste produkt van de kottervisserij is tong, een veel gevraagde vissoort voor export naar België, Frankrijk en Italië. Behalve tong wor den met kotters aanzienlijke hoeveelheden schol aangevoerd, die tot voor kort weinig opbrachten. De laatste jaren zijn er voor schol echter goede afzetmogelijkheden, waardoor hogere opbrengsten worden verkregen en de economische positie van de kottervisserij minder eenzijdig is geworden. De toenemende betekenis van schol is dus van belang voor de rentabiliteit van de kotters, temeer omdat de intensieve tongvisserij tot overbevissing van deze vissoort leidt. De vraag naar tong is echter zo groot, dat bij geringere aanvoer tot nog toe de 364

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1971 | | pagina 18