vraag en antwoord
bieden en het bedrag van de eerste hypotheek in
de consignatiekast storten.
Inmiddels is echter wel gebleken, dat de be
zorgdheid van de tweede hypotheekhouders onge
grond is geweest. Ja het is juist omgekeerd, dat
niet het compensatierecht van de eerste hypotheek
houder een gevaar vormt voor de tweede en ver
dere hypotheekhouders, maar wel dat de tweede
en verdere hypotheekhouders het compensatie-
recht van de eerste bedreigen. De verschillende
gevallen van verkoop, zowel in als buiten faillisse
ment, worden in het hierna volgende besproken.
Verkoop krachtens art. 1223 lid 2 B.W. buiten
faillissement
Indien geen zuivering gevraagd wordt, d.w.z.
doorhaling van de hypotheken die de koopprijs
overtreffen, kan de koper niet rechtstreeks aan de
hypotheekhouders betalen. Hij moet betalen aan de
eerste hypotheekhouder, die een niet door de
hypotheek gedekte vordering in compensatie kan
brengen tegen zijn verplichting tot afgifte van de
overwaarde, zodat de koopsom niet besteed wordt
om lagere hypotheken af te lossen. Compensatie
benadeelt dus de koper, want de verdere hypo
theken blijven bestaan en de koper loopt de kans
dat het goed onder hem wordt uitgewonnen.
Alleen de koper kan zuivering vragen, niet een
hypotheekhouder. Zuivering is de gerechtelijke
handeling, waardoor een met hypotheek bezwaard
perceel na verkoop wordt ontheven van alle hypo
thecaire lasten, die de koopprijs te boven gaan (art.
1254 B.W.). Er volgt dan een rangregeling tot ver
deling van de koopprijs, waarin de hypotheek
houders naar hun rang worden opgenomen (art.
1256 B.W.). De inschrijvingen die niet batig zijn
gerangschikt, worden doorgehaald (art. 1257 B.W.).
Vraagt de koper zuivering, dan is hij gerechtigd om
de kooppenningen aan iedere hypotheekhouder
naar diens rang te betalen. De koper is zelfs ver
plicht om in dat geval de koopprijs uit te betalen
aan de daartoe bij de staat van verdeling aange
wezen hypothecaire schuldeisers, volgens het ar
rest H.R. 21 februari 1947 N.J. 1947 no. 227. En wel
aan ieder hunner het bedrag, waarvoor hij batig
gerangschikt is. De conclusie uit dit arrest is, dat
de tweede en verdere hypotheekhouders in geval
van rangregeling zullen moeten toezien op de de
ponering van de overwaarde door of vanwege de
eerste hypotheekhouder, bij gebreke waarvan zij
rekening moeten houden met een beroep op rechts-
verwerking door de koper, indien de bewaarder van
de gelden achteraf insolvent mocht blijken te zijn.
Beslag
Dat gerechtelijke uitwinning geheel plaatsvindt
door de beslaglegger zonder dat de eerste hypo
theekhouder de executie overneemt komt praktisch
nooit voor. In alle hypotheekakten pleegt bedongen
te worden, dat de vordering opeisbaar zal zijn in
geval van beslag. Steeds zal de eerste hypotheek
houder, die het beding van art. 1223 lid 2 B.W. ge
maakt heeft, gebruik maken van de hem door art.
509 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvorde
ring toegekende bevoegdheid en de verkoop ter
hand nemen. Rangregeling kan nu gevorderd wor
den door de koper en door hypotheekhouders. De
eerste hypotheekhouder moet de opbrengst na
aftrek van het aan hem verschuldigde terzake der
vordering waarvoor hij zijn recht uitoefent, ter
griffie overbrengen (art. 510 Rv.).
Faillissement
Bij verkoop door de curator in faillissement kan
zuivering niet gevorderd worden, aangezien de
Faillissementswet voor deze verkoop een geheel
eigen regeling heeft. Compensatie kan zich daarbij
niet voordoen. Vaak zal dit echter niet voorkomen,
want volgens art. 57 der Faillissementswet oefent
de hypothecaire schuldeiser, die het beding van
art. 1223 lid 2 B.W. gemaakt heeft, zijn rechten uit
alsof er geen faillisement ware. Verkoop krachtens
art. 1223 lid 2 B.W. vindt dus plaats op dezelfde
wijze als buiten faillissement. Vraagt de koper
daarbij geen zuivering, dan moet de hypotheek
houder de overwaarde afgeven aan de curator,
maar hij kan daar tegen een niet door de hypo
theek gedekte vordering in compensatie brengen.
Dit is de inhoud van het bekende compensatie
arrest inzake de Maas- en Waalsebank te Nijmegen
(H.R. 30 mei 1930, N.J. 1930 blz. 945). Een eerste
hypotheekhouder (de bank) verkocht overeenkom
stig art. 57 Fw. Er werd geen zuivering gevraagd.
De bank zelfwas eveneens failliet; de curatoren der
bank ontvingen de koopprijs en weigerden de over
waarde af te dragen, zich beroepende op een
tegenvordering. De Hoge Raad aanvaardde dit be
roep op compensatie: De curator in het faillisse
ment van de hypothecaire crediteur, na executie
346