VRAAG EN ANTWOORD
CEBECO EN HANDELSRAAD
SAMEN
Tijdens een op 23 juni in Utrecht gehouden pers
conferentie gaven leden van directie en bestuur
van CEBECO en van de Handelsraad van de
A.B.T.B. een toelichting op het voornemen tot sa
mengaan.
Dit samengaan zal betekenen dat één van de be
langrijkste combinaties zal ontstaan. De nieuwe
groep zal 196 coöperatieve verenigingen omvatten
met circa 70.000 individuele leden en een omzet
van ruim 1 miljard.
Beide coöperaties verzorgen met en voor hun le
den de aankoop van benodigdheden en houden
zich bezig met de afzet van tal van produkten.
Voor wat betreft de produktie is vooral de meng
voederindustrie met een capaciteit van meer dan 2
miljoen ton van belang.
De beide coöperatieve organisaties werkten
reeds op verschillende terreinen samen, onder meer
op het terrein van onderzoek en veredeling, maar
ook bij de afzet van verschillende produkten, waar
onder eieren, kippen en varkens (met COVECO).
Het is niet zo zeer in de keuze van de produkten,
maar door geografisch gespreide afzetgebieden,
dat de beide coöperatieve organisaties elkaar aan
vullen.
Een intensief overleg zal echter nodig zijn om de
toekomstige samensmelting te realiseren. De sta
tuten van CEBECO zullen hierbij model kunnen
staan, waarbij de ledenstructuur met A- en B-leden
de mogelijkheid tot aansluiting van leden van de
handelsraad zal vergemakkelijken.
Dat het streven naar doelmatigheid ook hier
voorop staat, spreekt vanzelf. Men behoeft maar te
denken aan het samen oordelen over grote inves
teringen. Ook wordt een betere inzet van mensen
mogelijk en een betere kadertraining, dank zij de
kaderschool van CEBUCO.
Gevraagd naar de termijn waarop de te vormen
overlegcommissies resultaten zouden kunnen boe
ken, verklaarde de heer Geluk, voorzitter van
CEBECO, dat er dit jaar een resultaat uit moet ko
men. In feite is de integratie aan de voet reeds op
een aantal plaatsen begonnen. Vanuit een centraal
punt zal deze beweging verder begeleid moeten
worden.
VRAAG
De eerste hypotheekhouder heeft de mogelijk
heid om bij uitwinning van het bezwaarde goed een
niet door de hypotheek gedekte vordering uit de
overwaarde van het goed te verhalen.
Vormt dit compensatierecht van de eerste hypo
theekhouder geen gevaar voor de eventuele
tweede en verdere hypotheekhouders?
ANTWOORD
Toen de Hoge Raad in 1930 besliste, dat de
eerste hypotheekhouder het recht heeft om na
verkoop van het bezwaarde goed een niet door
deze hypotheek gedekte vordering in compensatie
te brengen met zijn verplichting tot uitkering van
de overwaarde, meende men aanvankelijk hieruit
te mogen afleiden, dat de rechten van tweede hy
potheekhouders hierdoor zouden kunnen worden
verkort. In de dertiger jaren daalde dientengevolge
de waardering voor tweede hypotheek sterk temeer
vanwege de grote waardedaling van onroerend
goed in het algemeen. Men verkeerde in de ver
onderstelling, dat het enige redmiddel voor de
tweede hypotheekhouder was om zelf de eerste
hypotheekhouder te betalen en in diens plaats te
treden. Bij weigering van de eerste hypotheek
houder om de betaling aan te nemen zou de tweede
hypotheekhouder hem gerede betaling moeten aan-
345