samenwerking door coöperaties positie van onze coöperaties te versterken en dit werk, dat het meest voor de hand liggend is, moet m.i. dan ook in elk geval prioriteit hebben boven het aantrekken van nieuwe activiteiten, die voor de leden niet primair zijn. Onze coöperaties moeten zich niet gaan gedragen als conglomeraties, die zich ten doel stellen belangen te verwerven in allerlei branches, alleen met het oog op het maken van winst. DE VERHOUDING STANDSORGANISATIES-COOPERATIES Hoewel deze samenwerking niet direct valt onder de titel van mijn inleiding, wil ik er toch een enkele opmerking over maken. U weet, dat dit in het zuiden nooit een vraagstuk is geweest. Vele coöperaties zijn daar zelfs ont staan als economische instellingen van de stands organisaties. Later zijn zij zelfstandig geworden, maar hebben niettemin het behoud van de band met de standsorganisaties op prijs gesteld. Deze relatie mag geen beletsel zijn voor een samengaan met coöperaties, die deze band niet kennen, zoals in het werkgebied van de in dit opzicht neutralere standsorganisaties K.N.L.C. en C.B.T.B. Ter voor koming van misverstand: neutraler ten opzichte van de coöperatie wil niet zeggen, dat de andere standsorganisaties de coöperaties niet een goed hart toedragen. Uit de kringen van het N.K.L.C. zijn in het verleden zelfs meermalen initiatieven gekomen tot oprichting van nieuwe resp. verster king van bestaande coöperaties. De noodzaak tot meer samenwerking tussen de 3 C.L.O.'s en de centrale landbouwcoöperaties is ook al geruime tijd gevoeld. Ik acht het dan ook bijzonder verheugend, dat, na een min of meer experimentele periode in de Nederlandse Raad van Overleg voor Land- en Tuinbouw, nu een defini tieve vorm voor een goede samenwerking is ge vonden in de gereorganiseerde Nationale Coöpe ratieve Raad voor Land- en Tuinbouw. Dezelfde argumenten, die voor de totstand koming van de nieuwe N.C.R. hebben gegolden, gelden trouwens ook voor een samenwerking tus sen centrale coöperaties en standsorganisaties; ook de landbouwpolitiek, waarvoor de stands organisaties pleitbezorgers bij de overheid nu veelal in Brussel zijn, heeft gevolgen voor de coöperaties; de coöperaties op hun beurt kunnen een bijdrage leveren tot een standpuntbepaling ten aanzien van landbouwpolitieke maatregelen, die immers veelvuldig financiering, handel, be- en ver werking van landbouwprodukten beïnvloeden. Met name nu de landbouw zich in een proces van her structurering bevindt, is het belangrijk, dat stands organisaties en centrale coöperaties vanuit een zelfde visie op de toekomstige ontwikkeling hun beleid voeren. Samenwerking tussen standsorganisaties en coöperaties heeft in het verleden ook in meer algemene zin goede vruchten afgeworpen. Ik her inner u aan de door de 3 C.L.O.'s en beide land- bouwkredietbanken ingestelde Commissie Verrijn Stuart, die in een rapport van 1960 haar visie gaf op de toekomstige kredietbehoefte van land- en tuinbouw. Persoonlijk ben ik een overtuigd voorstander van samenwerking tussen coöperaties en stands organisaties. Ik zou het toejuichen als het betrekken van de standsorganisaties bij het beleid van coöperaties verder zou worden uitgewerkt dan alleen in de N.C.R., door bij voorbeeld in de toezichthoudende colleges van grote centrale coöperaties een ver tegenwoordiger van elk der drie standsorganisaties op te nemen. Zoals ik reeds eerder stelde, mag het feit dat in sommige regio's waar gewestelijke katholieke standsorganisaties werkzaam zijn wèl en elders niet een dergelijke vorm van samenwerking tussen coöperaties en standsorganisaties bestaat, niet een beletsel vormen voor een doorbraak" bij fusies. Coveco heeft ons geleerd, dat een ver schillende oorsprong van de coöperatie trouwens geen belemmering behoeft te vormen voor een vruchtbare samenwerking. Ik acht het dan ook verheugend, dat deze organisatorische verschillen ook nauwelijks meer als een hindernis worden ge zien. De fusie tussen onze beide centrale banken is daarvan eveneens een sprekend voorbeeld. Ik wil, om elk misverstand te voorkomen, duide lijk stellen, dat ik uiteraard niet een samenwerking bedoel, waarbij de standsorganisaties toezicht uit oefenen op de coöperatie, laat staan medezeggen schap hebben in het beleid van de coöperatie; de zelfstandigheid en de eigen verantwoordelijkheid van de coöperatie moet buiten elke discussie blijven. 312

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1971 | | pagina 22