samenwerking door coöperaties het emotionele en irrationele vlak liggende bezwa ren tegen samenwerking. Een samenwerking mag nooit ontstaan uit nood zaak, maar moet worden ingegeven door ,,een visie op de noodzakelijke ontwikkelingen". Bij coöperaties uit eenzelfde branche is alge hele fusie de aangewezen oplossing; een samen werking op onderdelen is half werk. MOEILIJKHEDEN BIJ FUSIE VAN BRANCHEVER- WANTE COÖPERATIES Eén van de moeilijkheden is de vraag of een verrekening van de verschillen in vermogenspositie tussen de betrokken coöperaties moet plaats vinden. De heer Mertens zei hierover: Ik ben van oordeel, dat dit in de regel niet moet gebeuren. Het vermogen van de coöperatie is ver mogen van een instelling, waarop de leden als zodanig geen rechten kunnen doen gelden en ten aanzien waarvan m.i. daarom bij fusie ook geen rechten moeten worden geschapen. Als de leden wel rechten op het vermogen zou den hebben in do zin van aanspraken op uitkering daarvan, zou dit uiteraard in het geding moeten worden gebracht. De leden zouden dan immers hun aandeel in het kapitaal kunnen terugtrekken, wanneer bij een fusie niet een oplossing zou wor den gevonden voor verschillen in de intrinsieke waarde. Dit is een vraagstuk, dat misschien wel aan de orde komt bij de coöperatie op aandelen, waarover de heer Van Campen, algemeen direc teur C.C.B., onlangs in een inleiding voor de ju bileumvergadering van de C.M.C. heeft gespro ken. Trouwens bij de Suiker Unie zijn op grond van het feit, dat het aandeel een bijdrage repre senteert in de afschrijvingen van de coöperatie en er bij de ene fusiepartner meer op de activa was afgeschreven dan bij de ander, de verschillen wel gehonoreerd. Terecht, naar ik meen. Ik acht een verrekening op basis van verschillen in vermogens positie gerechtvaardigd wanneer er grote verschil len bestaan en deze met name toe te schrijven zijn aan het feit, dat de ene coöperatie de vorming van een eigen vermogen heeft verwaarloosd maar hoge uitkeringen heeft gedaan, terwijl de ander juist in sterke mate heeft gereserveerd en daartoe een groot beroep heeft gedaan op haar leden. Maar waarvoor ik toch wel pleit is, dat men niet bij voorbaat bij het zoeken naar samenwerking vooropstelt, dat ook per sé elke cent vermogens- verschil moet worden verrekend. Bij de totstandkoming van de Coveco bij voor beeld heeft men dan ook afgezien van verrekening van vermogensverschillen en dit is bij het samen gaan van de centrale banken evenmin een punt. Wel acht ik een verrekening van aanzienlijke rentabiliteitsverschillen tussen de betrokken coöpe raties gemotiveerd door tijdelijk verschillen te maken in de door de leden te betalen respec tievelijk te ontvangen prijzen. Het gaat hierbij om andere factoren dan verschillen in vermogens positie. Het kan zijn, dat de coöperatie, waarmee men samenwerking zoekt, door diverse omstandig heden een voorsprong in haar concurrentiepositie heeft opgebouwd. Dat de adspirant-fusiepartner hiervoor een prijs betaalt, acht ik billijk. Wel kleeft hieraan het bezwaar, dat een dergelijk prijsver schil problemen kan scheppen bij de toetreding van nieuwe leden. Ik kan mij daarom goed voor stellen, dat bij de Suiker Unie, die in 1966 bij de totstandkoming van de topcoöperatie een dergelijk prijsverschil naast een verrekening voor ver mogensverschillen, waarop ik eerder doelde heeft ingevoerd, de oprichting van de nieuwe coöperatieve Suiker Unie is aangegrepen als een gelegenheid om die prijsverschillen te kapitali seren. Deze zijn nu in één keer uitkeerbaar ge maakt om aldus in de nieuwe constellatie met een schone lei te kunnen beginnen. leder lid ontvangt nu dezelfde prijs voor de op aandelen geleverde bieten, afgezien uiteraard van kwaliteitsverschillen. Overigens kan de berekening van de rende- mentsverschillen op zichzelf ook problemen op leveren, met name wanneer men de toekomstver wachtingen wil incalculeren. Dit lijkt mij echter een onbegonnen zaak. Men moet met zoveel taxaties en veronderstellingen werken, dat de uitkomsten van een dergelijke berekening geen enkele zekerheid bieden. Men kan het dan maar beter laten en, voor wat de toekomst betreft, er van uitgaan, dat de gefusioneerde coöperatie op de duur voordelen oplevert voor alle partijen. Andere moeilijkheden kunnen zich voordoen op het bestuurlijke- en directieniveau, alsook bij de werknemers. Daarover zei de heer Mertens: Coöperaties, die samenwerking zoeken met zustercoöperaties zullen zich ook moeten realise ren, dat men bij voorbaat een claim legt op de 310

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1971 | | pagina 20