de detailhandel meubel- en woninginrichtingbranche zal het geen opzien wekken, dat de loon- en salariskosten met een aandeel van circa 20 in de omzet de be langrijkste kostenfactor bij de exploitatie vormen. In dit verband is het interessant dat blijkt dat naar mate de omzet toeneemt de totale lonen in pro centen van de omzet dalen. Met andere woorden hoe groter het bedrijf, hoe lager zijn relatief de personeelskosten. Het totaalloon in procenten van de omzet blijkt bij een bedrijf met een omzet van meer dan f 2 miljoen ruim 3% lager te liggen dan bij een onderneming die minder dan f 500.000 aan verkopen heeft. Een goed personeelsbeheer, het geen neerkomt op het zo produktief mogelijk zijn van het personeelsbestand, is dan ook dringend noodzakelijk. Dit wordt nog eens benadrukt door de teruggang van de omzet van per gulden loon, die gedaald is van f 6,41 in 1966 tot f 5,92 in 1969. Dat de verkoop van meubelen een aanmerkelijk grotere oppervlakte verkoopruimte vereist dan de handel in overige artikelen op het gebied van de woninginrichting valt onder meer af te leiden uit de omzetten per m2 verkoopruimte, die voor een detailhandelszaak met meer dan 60% meubelen op circa 832 ligt en voor een bedrijf met meer dan 60% woningtextiel op ongeveer f 1.367. De neiging van de detaillist om een zo groot mogelijke sortering te hebben om het „neen- verkopen" binnen de perken te houden, zal het aanhouden van een grote voorraad in de hand werken. Het streven naar kwantumkortingen be vordert de voorraadgrootte nog eens extra. De omzetsnelheid ligt hoger naarmate de omzet groter is, dit wordt veroorzaakt door het feit dat ook het kleinere bedrijf een redelijk assortiment moet aanhouden en dus aan een zekere minimum voorraadgrootte gebonden is. Bij een omzet tot 500.000 per jaar loopt de voorraad circa 2,5 maal per jaar om, bij bedrijven met een verkooptotaal boven de f 1 miljoen wordt vaak een omloopsnelheid van 3,5 behaald. Samenvattend kan over de meubel- en woning inrichtingbranche worden gezegd, dat de behaalde economische resultaten bij circa 90 der bedrijven in 1969 positief waren. Vooral de zaken die hun afzet hoofdzakelijk in de meubelverkoop behaalden, kunnen op gunstige bedrijfsuitkomsten bogen. DE FINANCIERING Onder de activa nemen de voorraden een zeer belangrijke plaats in. Zij maken 45% van het ba lanstotaal uit en samen met de debiteuren vormen de voorraden circa 70 van de totale activa. Aan de creditzijde van de balans blijkt dat het gemid delde percentage eigen vermogen over het alge meen gunstig te noemen is. Van de categorieën vreemd vermogen maken hypothecaire kredieten bij bedrijven met een eigen pand het grootste deel uit. Bij de overige ondernemingen zijn de lange termijnleningen, dikwijls van familieleden, de be langrijkste component. De liquiditeitspositie, die men altijd op wat langere termijn dient te bezien, maakt over het algemeen een tamelijk gunstige indruk indien wij de bedrijfstak in zijn geheel bekijken. Achter dit gegeven gaan echter grote verschillen in indivi duele gedragingen schuil, want bij circa 1/3 van de bedrijven is namelijk het totaal van liquide middelen en debiteuren onvoldoende om op tijd aan de schuldeisen van de verschaffers van reke ning-courantkrediet en van de crediteuren te vol doen. PROGNOSE VOOR 1971 De vraag naar woninginrichtingartikelen is, vol gens berekeningen van het Centraal Bureau voor Woninginrichtingen en Meubileringbedrijven te Bilthoven, zowel vrij inkomenselastisch als prijs- elastisch, hetgeen erop neer komt, dat bij een be paalde verandering van het inkomens- en/of prijs peil de consumptieve vraag naar woninginrichting artikelen meer dan evenredig verandert. De ver wachte prijsstijging voor dit jaar van 7 en de geringe groei van het vrij besteedbare loon van 2'/2 zullen dan ook de afzet van de artikelen welke deze branche voert in ongunstige zin be- invloeden. Een compensatie kan echter worden verwacht door het groter aantal gereed te komen woningen in 1971, vergeleken met het vorig jaar. Hetgeen mede veroorzaakt wordt door de zachte winter, die wij achter de rug hebben. Alles bij elkaar kan dan worden gerekend op een volumestijging van 10 a 12%. Indien wij met een prijsstijging van ongeveer 4 rekening houden zou de omzet dus dit jaar 14 16% boven die van het vorige jaar liggen. 308

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1971 | | pagina 18