landbouwcommentaar middeleribeurs in Keulen, blijkt heeft ons land verreweg het grootste aandeel in de Westduitse markt in vergelijking met andere landen, nl. 20 van de totale Duitse import in 1970. Daarbij valt het op dat produkten als eieren, kaas, groenten en fruit de belangrijkste plaats innemen: allemaal pro dukten waarvan het onmiskenbaar is, dat zij zon der de Nederlandse land- en tuinbouw niet ge ëxporteerd zouden kunnen worden. Deze cijfers kunnen niet weggepraat worden. Blijft nog het argument dat andere bedrijfstakken als het ware in de rij staan om mensen en inves teringen van de land- en tuinbouw over te nemen om er een nog grotere export mee te realiseren. Wanneer men mensen en materiaal in hele korte tijd zou kunnen omvormen en bij voorbeeld voor de chemische sector geschikt zou kunnen maken, dan kan men zich zoiets indenken. Het is echter volkomen theorie: in feite zou zo'n verandering zeer veel tijd kosten en bovendien een grote vernietiging van bestaande kennis, investeringen en afzetkanalen betekenen die nooit door de andere sectoren weer goed gemaakt kan worden. Een sector welke op het ogenblik bijzonder te lijden heeft van de wet van vraag en aanbod is de Nederlandse pluimveehouderij. In het Nederlandse beleid is men voor de eieren en het slachtpluim- vee steeds wars geweest van elk ingrijpen in de prijsvorming. De reden daarvan is dat de produktie zich zo snel kan uitbreiden de technische ontwik- ling biedt daartoe grote mogelijkheden dat elke steun in de prijsvorming gemakkelijk tot over- produktie kan leiden. Deze filosofie heeft Neder land ook steeds in de E.E.G. verdedigd. Daarbij speelde ook dat de technische voorsprong alleen maar door ons land kan worden uitgebuit wanneer de produktie in andere E.E.G.-landen niet zou worden gesteund. Het gevolg van dit alles is geweest dat met tussenpozen van een aantal jaren de prijsvorming in de pluimveehouderij een aantal ernstige crises heeft doorgemaakt. Voor vele individuele produ centen heeft dat tot ingrijpende veranderingen moeten leiden; de bedrijfstak als geheel heeft het steeds weer overleefd, zoals blijkt uit de groeiende produktie en de exportcijfers. Op het ogenblik staat het water weer aan de lippen en het zal noodzakelijk zijn dat vele bedrij ven worden geholpen bij de beëindiging van de werkzaamheden zonder dat een blijvende schulden last op de bedrijfshoofden blijft drukken. Verder moeten alle mogelijkheden om vraag en aanbod in evenwicht te krijgen worden aangegrepen al zal een blijvende ondersteuning van de marktprijzen niet aan te bevelen zijn, omdat zulks op den duur een averechts effect heeft: toenemende produktie en nog meer narigheden. Dr. Mansholt wil ditmaal niet het verwijt krijgen te laat te zijn. Ruim vóórdat de E.E.G.-Raad de prijzen voor 1972/73 moet vaststellen (nl. op 1 augustus a.s.) heeft de Europese Commissie voorstellen gedaan. Deze kunnen gelijk met de richtlijnen voor het structuurbeleid door de Raad worden behandeld. Deze twee onderwerpen han gen ditmaal ook samen in die zin, dat waar de prijzen tekort schieten een inkomenstoeslag wordt voorgesteld welke óf een periode tot sanering moet overbruggen óf moet helpen tijdens de reali sering van een bedrijfsontwikkelingsplan waarvan in de structuurrichtlijnen sprake is. De voorgestelde prijsverhoging van ongeveer 3 zal onvoldoende zijn om aan de invloed van de inflatie te ontkomen. De toeslagen zijn dus zeker gerechtvaardigd. Er wordt echter van uitge gaan dat bedrijven welke reeds de omvang hebben die het mogelijk maakt een redelijk inkomen te verdienen, zoveel produktiviteitstoename zullen hebben dat zij met de 3 prijsstijging uitkomen. Dat laatste is echter gezien de toenemende inflatie zeer de vraag. Een positieve kant van het voorstel is, dat er een systeem is uitgedacht dat uitgaat van de kosten- en produktiviteitsontwikkeling op de be drijven. Eigenlijk zou zo'n systeem in overleg met de landbouworganisaties uitgewerkt moeten wor den. Sinds de demonstraties van 23 maart jongst leden in Brussel, heeft er tussen de landbouworga nisaties en dr. Mansholt een zeer gespannen ver houding bestaan met vele verwijten over en weer. De vrede is op 10 juni jl. weer getekend, omdat beide partijen inzagen dat een goed functionerend overleg meer in het belang is van de land- en tuin bouw dan een voortduren van de tegenstellingen. Zo is er ook weer een mogelijkheid van een ge sprek over de prijsvoorstellen, waarbij voor de toe komst het spel (d.w.z. de methode van berekening) bijna even belangrijk is als de knikkers. 304

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1971 | | pagina 14