w.o.b risico's bij de kredietverlening zorgen voor minder optimisme. Voor wat betreft de solvabiliteit werd als ver heugend feit geconstateerd dat de destijds ge stelde eis van 5 als minimum bufferpositie in 1970 gehaald kon worden. De herwaardering van de gebouwen betekende overigens een belangrijke eenmalige verhoging van de reserves. Ten slotte werd de groei enerzijds weergegeven door een middelenaanwas van 15% en een groei van de uitzetting met 18%. Tot de veel besproken onderwerpen tijdens deze druk bezochte ringvergaderingen behoorden het rentebeleid, de fusieproblematiek en het rapport van de Ring Overijssel. Evenals bij de destijds ge houden besprekingen rond het Structuurrapport 1966 is opnieuw gebleken hoezeer de bestuurs leden in onze organisatie zich betrokken gevoelen bij de ontwikkelingen in de verenigings- en bank- structuur welke als een rode draad door de ge schiedenis van de Raiffeisenorganisatie loopt. CONTROLE EN COMMUNICATIE Overeenkomstig hetgeen bepaald is in de Wet Toezicht Kredietwezen oefent De Nederlandsche Bank toezicht uit op de geregistreerde krediet instellingen. Dit onder meer in het belang van de solvabiliteit en de liquiditeit van deze instellingen. Op advies van De Nederlandsche Bank kunnen echter nadere regels worden gesteld, welke in houden dat het toezicht op bepaalde geregistreerde groepen van kredietinstellingen voor zover dit toezicht strekt in het belang van de solvabiliteit en liquiditeit van genoemde instellingen geheel of ten dele zal worden uitgeoefend door andere or ganen dan De Nederlandsche Bank. Van een dergelijke delegatie van het toezicht is met name sprake in onze organisatie, waar de Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Bank het toezicht uitoefent op de plaatselijke banken en verantwoor ding schuldig is aan De Nederlandsche Bank. Voor de realisatie van bovengenoemde controle taken beschikt de Coöperatieve Centrale Raif feisen-Bank over een team van gespecialiseerde functionarissen. De groei van de organisatie en van de werk zaamheden maakten, dat in de jaren 1962 en 1963 de inspectiedienst gedecentraliseerd werd. Het werkterrein van de organisatie werd verdeeld in een aantal rayons. Voor wat betreft de huisvesting van de mede werkers van de inspectie werd er naar gestreefd dat deze zoveel mogelijk binnen het rayon hun woonplaats zouden kiezen. Hierdoor en mede door de omvang van de rayons werden de reisafstanden beperkt. De leiding over de werkzaamheden per rayon werden opgedragen aan de rayoninspecteur. Bij het uitgroeien van de werkzaamheden van de lokale banken en bij een verdere expansie van de Raiffeisenbankorganisatie is het geheel van taken van de inspectie en met name van de rayoninspec teur geleidelijk groter geworden. Te noemen zijn naast de primaire verantwoordelijkheid van de con trole: het onderhouden van contacten tussen de Centrale Bank en de plaatselijke banken, represen tatieve taken en vooral de veelheid van adviseren de taken, welke voortsproten uit een toenemende behoefte bij de plaatselijke banken. Adviesgeving of begeleiding vond met name plaats op terreinen van personeelsbeleid, vestigingsbeleid, organisatie en efficiency. De praktijk heeft bewezen dat alhoewel het con trole-element voorop staat, de inspectie een bij zonder belangrijke schakel vormt in de communi catie. Als tussenpersoon tussen plaatselijke bank en Centrale Bank kunnen inspectie-functionarissen het beleid toelichten en organisatorische vragen behandelen. In het communicatiepatroon dat in de loop van de tijd spontaan gegroeid is spelen ook de specialisten een rol. Daar waar een bepaalde problematiek zich bij herhaling voordeed, werden veelal specialistenteams ingezet; te denken valt aan vestigingsontwikkeling, publiciteit, krediet adviezen, organisatie en efficiency etc. Veelal werd met inschakeling van de rayoninspecteur de brug naar de specialistische afdelingen geslagen. De groei van de individuele banken, en de ge stadige uitbreiding van het dienstenpakket deden de problemen groeien, terwijl de noodzaak tot uit bouw van de communicatie gedurende de achter ons liggende jaren steeds duidelijker werd. Het zijn immers de communicatiekanalen die de levens sappen van onze groeiende organisatie vervoeren en zorgen voor een evenwichtige harmonische groei. Bij een sterke groei is het niet alleen nuttig nu 244

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1971 | | pagina 6