ORGANISATIE EN EFFICIENCY wet bedrijfsruimte vermeld in art. 1631a (nieuw). Deze gronden zijn enigszins anders geformuleerd, echter vergelijk baar met die van art. 18 lid 2 Huurwet. Opzegging moet altijd geschieden bij deurwaar- dersexploit of bij aangetekende brief. In alle gevallen waarin de kantonrechter de op zegging van de verhuurder niet nietig verklaart, stelt hij ambtshalve een termijn voor de ontruiming vast. De huurprijs is vrij. Indien partijen het ter ge legenheid van een (gedwongen) verlenging niet eens kunnen worden over de huurprijs, stelt de rechter deze vast op verzoek van de meest gerede partij. Als de huurder wijzigingen in het gehuurde wil aanbrengen en de verhuurder hiertoe zijn toestem ming niet verleent, kan de huurder de beslissing van de kantonrechter inroepen en machtiging ver zoeken tot het aanbrengen van de veranderingen. De verhuurder en de hypotheekhouder, zo die er is, worden door de kantonrechter gehoord, althans opgeroepen. De kantonrechter wijst het verzoek slechts toe, indien de veranderingen noodzakelijk zijn voor een doelmatige uitoefening van het be drijf van de huurder en geen gewichtige bezwaren van de verhuurder zich tegen het aanbrengen daar van verzetten. De beslissing van de kantonrechter doorbreekt tevens een eventueel in een hypotheekakte ge maakt beding van toestemming van de hypotheek houder (nieuw art. 1223a B.W.). Indien de verhuurder na beëindiging van de huur profiteert van de door de huurder opge bouwde goodwill, kan de rechter terzake een ver goeding toekennen. Als de huurder het in het gehuurde pand uitge oefende bedrijf aan een ander wil overdragen en de verhuurder niet wil meewerken, kan de huurder aan de kantonrechter vragen om degene die het bedrijf overneemt in zijn plaats als huurder te stel len. De rechter beslist dan met inachtneming van de omstandigheden van het geval, met dien ver stande dat hij de vordering slechts kan toewijzen, indien de huurder een zwaarwichtig belang heeft bij de overdracht van het bedrijf en dat hij haar steeds afwijst, indien de voorgestelde huurder niet voldoende waarborgen biedt voor een juiste na koming van de huurovereenkomst en voor een be hoorlijke bedrijfsvoering. Er was eens een kassier die al zijn cliënten per soonlijk kende, volledig op de hoogte was met de familieomstandigheden en -verhoudingen en hun bezittingen en schulden op de cent af nauwkeurig kon noemen. Dat in een dergelijke omstandigheid het begrip „persoonlijke dienstverlening" geen loze kreet was is wel zonder meer duidelijk. Nog niet zo heel lang geleden was dit zeker geen sprookje maar kon men een dergelijke situatie bij verschillende banken aantreffen. Dat hieraan, uitzonderingsgevallen daargelaten, een einde kwam is het gevolg van verschillende fac toren. In dit verband zijn te noemen: de snelle toename van het inwonertal in vele werkgebieden en de ontwikkeling van het bank verkeer waardoor het aantal cliënten van de bank zich zeer snel en vaak nog min of meer stootsgewijze uitbreidde; met de toenemende groei van de bank werd het personeelsbestand steeds groter en nam ook het aantal wisselingen hierin toe terwijl voorts de directeur steeds verder van de balie kwam af te staan. Weliswaar werd in vele gevallen door de stich ting van bijkantoren bereikt dat het aantal cliën- 288

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1971 | | pagina 50