Mutaties in de toevertrouwde middelen bij de aangesloten Raiffeisenbanken
COMMENTAAR OP DE CIJFERS
Spaarresultaten bij de verschillende spaarinstellingen
Bedragen x f 1 mijloen
Spaartegoed
Termijndeposito's
Tegoed op privérekeningen
Rekening-courant zakelijk
april
1971 1970
42,6 13,6
16,3 4,1
26,1 29,4
56,2 48,6
jan. t/m april
1971 1970
250,2 +133,7
14,9 40,5
95,0 88,9
91,9 60,4
Totaal
108,6 95,7
-422,2 +323,5
april
Sinds 1969 ligt de aanwas van middelen in april op een aan
zienlijk hoger niveau dan in de jaren daarvoor. Deze lijn
werd dit jaar voortgezet. Onder invloed van het seizoen
kwam vroeger in april nog wel een ontsparing voor, dit
schijnt wel definitief tot het verleden te gaan behoren.
Ondanks het bijzonder gunstige spaarresultaat namen de
toevertrouwde middelen met slechts f 12,9 miljoen meer toe
dan in 1970. De termijndeposito's ondergingen namelijk een
vermindering terwijl ook de toename van het tegoed op
privérekeningen achterbleef bij die van vorig jaar.
De uitzettingen bewogen zich op een minder hoog niveau
dan in 1970. De leningen, debetsaldi in rekening-courant en
effecten tezamen ondergingen een vermeerdering van f 75,4
miljoen tegen f 98,7 miljoen vorig jaar.
januari t.'m april
De toename van de toevertrouwde middelen lag met f 422,2
miljoen 30,5 boven het niveau van 1970.
Het aandeel van de plattelandsbanken in het totale spaar
overschot bedroeg 36,3 tegen 29,8 gemiddeld in de
eerste vier maanden van de jaren 1966 t/m 1970.
De toename van de leningen bedroeg f 301,1 miljoen waar
mee de stijging van 1970 met f 20,0 miljoen werd overtrof
fen. De debetsaldi in rekening-courant ondergingen echter
een vermindering van f 33,1 miljoen tegen een mutatie van
nihil in 1970. Ook de rubriek effecten vertoonde een afname
namelijk f 12,5 miljoen vergeleken met een toename in 1970
van f 2,1 miljoen.
Tegenover een groei van de middelen die de toename in
1970 belangrijk overtrof stond derhalve een vermeerdering
van de uitzettingen die 27,7 miljoen achterbleef bij 1970.
Het percentage van de middelenmutatie dat werd uitgezet
bedroeg 61 tegen 88 in 1970 en 66 in 1969.
De gegevens voor mei wijzen erop dat zowel het spaar
overschot als de mutaties in het tegoed op privérekeningen
een belanrijke verbetering vertoonden t.o.v. 1970.
Bedragen x 1 miljoen
april
Spaarverschil
Spaartegoed
30 april
Inlagen
Terug
betalingen
april
mei
jan t/m april
Bedrag
Percen
tage
1971
1970
1971
1970
1971
1970
1971 1970
1971
1970
1971
1970
1971
1970
Raiffeisenorg
346
307
304
294
42
13
106
66
248
123
9.103
7.978
25,0
24,8
Boerenl.bankorg.
246
222
212
206
34
16
19
167
99
5.908
5.230
16,2
16,3
Rijkspostspaarbank
144
137
134
143
10
6
27
5
132
52
6.131
5.646
16,8
17,6
Alg. spaarbanken 7)
676
620
647
607
29
13
60
202
120
8.504
7.757
23,3
24,2
Handelsbanken e.o.
403
319
250
84
55
694
204
6.809
5.487
18,7
17,1
Totaal
1,689
1.569
365
120
205
1.443
598
36.455
32.098
100,0
100,0
Inclusief Centrale Bank.
2) Exclusief met handelsbanken gelieerde spaarbanken.
269